Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. figureren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for figureren from Dutch to Spanish

figureren:

figureren verbe (figureer, figureert, figureerde, figureerden, gefigureerd)

  1. figureren

Conjugations for figureren:

o.t.t.
  1. figureer
  2. figureert
  3. figureert
  4. figureren
  5. figureren
  6. figureren
o.v.t.
  1. figureerde
  2. figureerde
  3. figureerde
  4. figureerden
  5. figureerden
  6. figureerden
v.t.t.
  1. heb gefigureerd
  2. hebt gefigureerd
  3. heeft gefigureerd
  4. hebben gefigureerd
  5. hebben gefigureerd
  6. hebben gefigureerd
v.v.t.
  1. had gefigureerd
  2. had gefigureerd
  3. had gefigureerd
  4. hadden gefigureerd
  5. hadden gefigureerd
  6. hadden gefigureerd
o.t.t.t.
  1. zal figureren
  2. zult figureren
  3. zal figureren
  4. zullen figureren
  5. zullen figureren
  6. zullen figureren
o.v.t.t.
  1. zou figureren
  2. zou figureren
  3. zou figureren
  4. zouden figureren
  5. zouden figureren
  6. zouden figureren
diversen
  1. figureer!
  2. figureert!
  3. gefigureerd
  4. figurerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for figureren:

NounRelated TranslationsOther Translations
acabar afmaken; afwerken
VerbRelated TranslationsOther Translations
acabar figureren afkrijgen; aflopen; afmaken; afronden; afsluiten; afwerken; belanden; beëindigen; completeren; een einde maken aan; eindigen; geraken; klaarkrijgen; klaarmaken; ledigen; leegdrinken; leegmaken; opdrinken; opgebruiken; ophouden; opkrijgen; opmaken; stoppen; ten einde lopen; terechtkomen; uitdrinken; uithebben; uitkrijgen; verzeilen; volbrengen; volmaken; voltooien
actuar figureren acteren; doen; doen alsof; dramatiseren; een prestatie leveren; fungeren; handelen; optreden; optreden als; performen; presteren; spelen; toneelspelen; uitrichten; uitvoeren; verrichten; zich aanstellen
figurar figureren
hacer teatro figureren acteren; doen alsof; dramatiseren; komedie spelen; spelen; toneelspelen; zich aanstellen
participar en el juego figureren meedoen; meespelen
poner en escena figureren acteren; ensceneren; in scene zetten; toneelspelen

Wiktionary Translations for figureren:

figureren
verb
  1. een rol vervullen