Dutch
Detailed Translations for flikker from Dutch to Spanish
flikker:
Translation Matrix for flikker:
Noun | Related Translations | Other Translations |
homosexual | flikker; homo; mietje; nicht; poot | homo; homofiel; homoseksueel |
maricones | flikker; homo; mietje; nicht; poot | |
maricón | flikker; homo; mietje; nicht; poot | homo; homofiel; homoseksueel |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
homosexual | homo; homofiel; homoseksueel; homosexueel | |
maricón | homo; homofiel; homoseksueel |
Related Words for "flikker":
Related Definitions for "flikker":
flikker form of flikkeren:
-
flikkeren (fonkelen; stralen; schijnen; glanzen; sprankelen; twinkelen)
brillar; hacer brillar; dar luz; destellar; amanecer; iluminarse; centellear; clarear; relampaguear-
brillar verbe
-
hacer brillar verbe
-
dar luz verbe
-
destellar verbe
-
amanecer verbe
-
iluminarse verbe
-
centellear verbe
-
clarear verbe
-
relampaguear verbe
-
-
flikkeren (flakkeren; vlammen)
-
flikkeren (tuimelen; vallen; kiepen; kieperen; kelderen)
Conjugations for flikkeren:
o.t.t.
- flikker
- flikkert
- flikkert
- flikkeren
- flikkeren
- flikkeren
o.v.t.
- flikkerde
- flikkerde
- flikkerde
- flikkerden
- flikkerden
- flikkerden
v.t.t.
- heb geflikkerd
- hebt geflikkerd
- heeft geflikkerd
- hebben geflikkerd
- hebben geflikkerd
- hebben geflikkerd
v.v.t.
- had geflikkerd
- had geflikkerd
- had geflikkerd
- hadden geflikkerd
- hadden geflikkerd
- hadden geflikkerd
o.t.t.t.
- zal flikkeren
- zult flikkeren
- zal flikkeren
- zullen flikkeren
- zullen flikkeren
- zullen flikkeren
o.v.t.t.
- zou flikkeren
- zou flikkeren
- zou flikkeren
- zouden flikkeren
- zouden flikkeren
- zouden flikkeren
diversen
- flikker!
- flikkert!
- geflikkerd
- flikkerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for flikkeren:
Related Words for "flikkeren":
Wiktionary Translations for flikkeren:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• flikkeren | → flamear; ondear | ↔ ondoyer — remuer, se mouvoir à la manière des ondes. |
• flikkeren | → rielar; centellear; flamear; deflagrar | ↔ scintiller — briller, jeter des éclats par intermittence. |
• flikkeren | → flamear; deflagrar | ↔ vaciller — chanceler ; trembler ; n’être pas bien ferme. |