Dutch
Detailed Translations for formuleren from Dutch to Spanish
formuleren:
-
formuleren (in een formule brengen)
-
formuleren (verwoorden; verbaliseren)
redactar; formular; expresar; frasear; expresarse-
redactar verbe
-
formular verbe
-
expresar verbe
-
frasear verbe
-
expresarse verbe
-
Conjugations for formuleren:
o.t.t.
- formuleer
- formuleert
- formuleert
- formuleren
- formuleren
- formuleren
o.v.t.
- formuleerde
- formuleerde
- formuleerde
- formuleerden
- formuleerden
- formuleerden
v.t.t.
- heb geformuleerd
- hebt geformuleerd
- heeft geformuleerd
- hebben geformuleerd
- hebben geformuleerd
- hebben geformuleerd
v.v.t.
- had geformuleerd
- had geformuleerd
- had geformuleerd
- hadden geformuleerd
- hadden geformuleerd
- hadden geformuleerd
o.t.t.t.
- zal formuleren
- zult formuleren
- zal formuleren
- zullen formuleren
- zullen formuleren
- zullen formuleren
o.v.t.t.
- zou formuleren
- zou formuleren
- zou formuleren
- zouden formuleren
- zouden formuleren
- zouden formuleren
en verder
- is geformuleerd
- zijn geformuleerd
diversen
- formuleer!
- formuleert!
- geformuleerd
- formulerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for formuleren:
Wiktionary Translations for formuleren:
formuleren
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• formuleren | → formular | ↔ formulate — to reduce to, or express in, a formula; to put in a clear and definite form of statement or expression |