Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. gepleegd:
  2. plegen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for gepleegd from Dutch to Spanish

gepleegd:


Translation Matrix for gepleegd:

NounRelated TranslationsOther Translations
acabado afkrijgen; afwerking; einde; eindpunt; eindstreep; fineer; finish; finishlijn; meet
listo genie; geniekorps
preparado preparaat
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
completo af; afgelopen; beëindigd; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij af; afgedaan; afgelopen; algeheel; compleet; faliekant; finaal; fulltime; gaaf; gereed; gevuld; geëindigd; hartstikke; heel; hele; helemaal; intact; klaar; kompleet; onverkort; opgevuld; over; plenair; totaal; uit; vierkant; vol; voleindigd; volgestopt; volkomen; volledig; volslagen; volstrekt; voltallig; voltooid; volwaardig; voorbij
ModifierRelated TranslationsOther Translations
acabado af; afgelopen; beëindigd; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij af; afgedaan; afgelopen; beëindigd; doorgekookt; gaar; gedaan; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; volbracht; voltooid; voorbij
concluido af; afgelopen; beëindigd; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij uit; van; vanaf nu; vanuit
efectuado af; afgelopen; beëindigd; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij af; afgedaan; afgelopen; bewerkstelligd; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voltrokken; voorbij
listo af; afgelopen; beëindigd; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij aantrekkelijke; achterbaks; adrem; af; afgedaan; afgelopen; arglistig; bedreven; behendig; bekwaam; bereid; berekenend; beëindigd; bij de pinken; bijdehand; briljant; clever; doortrapt; gedaan; gehaaid; gemeen; geniepig; geoefend; gepakt; gepolijst; geraffineerd; gereed; geslepen; gevat; gewiekst; geëindigd; gis; gladgemaakt; gladgeslepen; gluiperig; goochem; handig; ingenieus; intelligent; kien; klaar; knap; kundig; kunstig; leep; link; listig; over; paraat; pienter; puntig; raak; scherp; scherpzinnig; schrander; slim; slinks; sluw; snedig; snood; snugger; spits; spitsvondig; stiekem; uit; uitgekiend; uitgekookt; uitgeslapen; vaardig; vindingrijk; volbracht; voltooid; voorbij
llevado a cabo af; afgelopen; beëindigd; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij af; afgedaan; afgelopen; beëindigd; doodgeschoten; gedaan; gerealiseerd; gereed; geëindigd; geëxecuteerd; klaar; over; uit; uitgevoerd; verricht; verwerkelijkt; verwezenlijkt; volbracht; voltooid; voltrokken; voorbij
preparado af; afgelopen; beëindigd; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij bedacht; gepakt; gereed; gewapend; klaar; paraat; voorbereid; voorbewerkt
realizado af; afgelopen; beëindigd; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij af; afgedaan; afgelopen; beëindigd; gedaan; gerealiseerd; gereed; geëindigd; geëxporteerd; klaar; over; uit; uitgevoerd; verricht; verwerkelijkt; verwezenlijkt; volbracht; voltooid; voltrokken; voorbij
terminado af; afgelopen; beëindigd; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij af; afgedaan; afgehandeld; afgelopen; afgerond; beëindigd; eruit; gecompleteerd; gedaan; gekookt; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; volbracht; voleindigd; voltooid; voorbij
ultimado af; afgelopen; beëindigd; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij

plegen:

plegen verbe (pleeg, pleegt, pleegde, pleegden, gepleegd)

  1. plegen

Conjugations for plegen:

o.t.t.
  1. pleeg
  2. pleegt
  3. pleegt
  4. plegen
  5. plegen
  6. plegen
o.v.t.
  1. pleegde
  2. pleegde
  3. pleegde
  4. pleegden
  5. pleegden
  6. pleegden
v.t.t.
  1. heb gepleegd
  2. hebt gepleegd
  3. heeft gepleegd
  4. hebben gepleegd
  5. hebben gepleegd
  6. hebben gepleegd
v.v.t.
  1. had gepleegd
  2. had gepleegd
  3. had gepleegd
  4. hadden gepleegd
  5. hadden gepleegd
  6. hadden gepleegd
o.t.t.t.
  1. zal plegen
  2. zult plegen
  3. zal plegen
  4. zullen plegen
  5. zullen plegen
  6. zullen plegen
o.v.t.t.
  1. zou plegen
  2. zou plegen
  3. zou plegen
  4. zouden plegen
  5. zouden plegen
  6. zouden plegen
en verder
  1. is gepleegd
  2. zijn gepleegd
diversen
  1. pleeg!
  2. pleegt!
  3. gepleegd
  4. plegend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for plegen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
cometer plegen begaan; per ongeluk doen
perpetrar plegen

Related Definitions for "plegen":

  1. het doen1
    • hij heeft een moord gepleegd1

Wiktionary Translations for plegen:

plegen
verb
  1. een gewoonlijk verboden handeling uitvoeren
  2. gewoon zijn, vaak doen
  3. ontucht plegen

Cross Translation:
FromToVia
plegen cuidar pflegen — zum Zweck der Erhaltung bzw. Verbesserung eines Zustandes behandeln
plegen cuidar pflegen — über etwas verfügen

External Machine Translations: