Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. gereed maken:


Dutch

Detailed Translations for gereed maken from Dutch to Spanish

gereed maken:

gereed maken verbe (maak gereed, maakt gereed, maakte gereed, maakten gereed, gereed gemaakt)

  1. gereed maken (toebereiden; bereiden; klaarmaken; brouwen)

Conjugations for gereed maken:

o.t.t.
  1. maak gereed
  2. maakt gereed
  3. maakt gereed
  4. maken gereed
  5. maken gereed
  6. maken gereed
o.v.t.
  1. maakte gereed
  2. maakte gereed
  3. maakte gereed
  4. maakten gereed
  5. maakten gereed
  6. maakten gereed
v.t.t.
  1. heb gereed gemaakt
  2. hebt gereed gemaakt
  3. heeft gereed gemaakt
  4. hebben gereed gemaakt
  5. hebben gereed gemaakt
  6. hebben gereed gemaakt
v.v.t.
  1. had gereed gemaakt
  2. had gereed gemaakt
  3. had gereed gemaakt
  4. hadden gereed gemaakt
  5. hadden gereed gemaakt
  6. hadden gereed gemaakt
o.t.t.t.
  1. zal gereed maken
  2. zult gereed maken
  3. zal gereed maken
  4. zullen gereed maken
  5. zullen gereed maken
  6. zullen gereed maken
o.v.t.t.
  1. zou gereed maken
  2. zou gereed maken
  3. zou gereed maken
  4. zouden gereed maken
  5. zouden gereed maken
  6. zouden gereed maken
en verder
  1. is gereed gemaakt
  2. zijn gereed gemaakt
diversen
  1. maak gereed!
  2. maakt gereed!
  3. gereed gemaakt
  4. gereed makend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for gereed maken:

NounRelated TranslationsOther Translations
preparar bereiden; klaarmaken; toebereiden
VerbRelated TranslationsOther Translations
aderezar bereiden; brouwen; gereed maken; klaarmaken; toebereiden bereiden; brouwen; iets toebereiden; klaarmaken; prepareren
preparar bereiden; brouwen; gereed maken; klaarmaken; toebereiden alvast neerzetten; bereiden; brouwen; eten bereiden; gereedmaken; iets toebereiden; klaarmaken; klaarzetten; koken; kokkerellen; prepareren; voorbereiden; voorbereiding treffen; voorbereidingen treffen; voorbewerken; voorwerken

Related Translations for gereed maken