Dutch

Detailed Translations for geschikt zijn from Dutch to Spanish

geschikt zijn:

geschikt zijn verbe (ben geschikt, bent geschikt, is geschikt, was geschikt, waren geschikt, geschikt geweest)

  1. geschikt zijn (conveniëren; uitkomen; passen; deugen; passend zijn)

Conjugations for geschikt zijn:

o.t.t.
  1. ben geschikt
  2. bent geschikt
  3. is geschikt
  4. zijn geschikt
  5. zijn geschikt
  6. zijn geschikt
o.v.t.
  1. was geschikt
  2. was geschikt
  3. was geschikt
  4. waren geschikt
  5. waren geschikt
  6. waren geschikt
v.t.t.
  1. ben geschikt geweest
  2. bent geschikt geweest
  3. is geschikt geweest
  4. zijn geschikt geweest
  5. zijn geschikt geweest
  6. zijn geschikt geweest
v.v.t.
  1. was geschikt geweest
  2. was geschikt geweest
  3. was geschikt geweest
  4. waren geschikt geweest
  5. waren geschikt geweest
  6. waren geschikt geweest
o.t.t.t.
  1. zal geschikt zijn
  2. zult geschikt zijn
  3. zal geschikt zijn
  4. zullen geschikt zijn
  5. zullen geschikt zijn
  6. zullen geschikt zijn
o.v.t.t.
  1. zou geschikt zijn
  2. zou geschikt zijn
  3. zou geschikt zijn
  4. zouden geschikt zijn
  5. zouden geschikt zijn
  6. zouden geschikt zijn
diversen
  1. ben geschikt!
  2. geschikt geweest
  3. geschikt zijnd
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for geschikt zijn:

NounRelated TranslationsOther Translations
aparecer verschijnen
salir heengaan; vertrekken; weggaan
VerbRelated TranslationsOther Translations
abrirse conveniëren; deugen; geschikt zijn; passen; passend zijn; uitkomen losgaan; ontsluiten; opendraaien; openen; opengaan; openstellen; openvliegen; toegankelijk maken; uit ei kruipen; vrijgeven
ajustar conveniëren; deugen; geschikt zijn; passen; passend zijn; uitkomen aanpassen; afstellen; afstemmen; betamen; bijstellen; correct zijn; ervan uitgaan; fijn bewerken; herstellen; in orde brengen; in orde maken; innaaien; kloppen; overeenbrengen; passen; regelen; repareren; strak maken; uitlijnen; uitrekken; vernieuwen
aparecer conveniëren; deugen; geschikt zijn; passen; passend zijn; uitkomen aan het licht komen; aanbieden; boven water komen; er uitzien; laten zien; offreren; ogen; opdagen; opdiepen; opdoemen; opduiken; opkomen; presenteren; tevoorschijn komen; tevoorschijnkomen; tonen; uit ei kruipen; van de bodem ophalen; verrijzen; verschijnen; voor de dag komen; voordoen; voorleggen; weer verschijnen
arreglárselas conveniëren; deugen; geschikt zijn; passen; passend zijn; uitkomen fiksen; flikken; klaarspelen; naar buiten hangen; rondkomen; uithangen; uitkomen; voor elkaar krijgen; zich kunnen bedruipen
brotar conveniëren; deugen; geschikt zijn; passen; passend zijn; uitkomen afkomstig zijn; afstammen; borrelen; omhoog schieten; ontspruiten; op vuur pruttelen; opschieten; pruttelen; smoren; spruiten; stammen; stoffen; sudderen; uit de grond schieten; uit ei kruipen; voortkomen; wellen
convenir conveniëren; deugen; geschikt zijn; passen; passend zijn; uitkomen aanstaan; accorderen; afspreken; betamen; bevallen; bijpassen; conveniëren; corresponderen; eens worden; gelegen komen; iets overeenkomen; overeenkomen; overeenstemmen; passen; prettig vinden; schikken; stroken; uitkomen
resultar conveniëren; deugen; geschikt zijn; passen; passend zijn; uitkomen aan het licht komen; belanden; bewaarheid worden; blijken; geraken; ontspringen; ontspruiten; ontstaan uit; terechtkomen; uitbotten; uitkomen; uitlopen; verschijnen; verzeilen; voor de dag komen; voordoen; voortkomen uit
salir conveniëren; deugen; geschikt zijn; passen; passend zijn; uitkomen afhaken; afreizen; afsluiten; afvallen; afzeggen; afzien van; belanden; bewaarheid worden; blijken; de hort op gaan; de plaat poetsen; eruit gaan; eruitgaan; eruitstappen; ervandoor gaan; extraheren; gaan; geraken; heengaan; hem smeren; loskomen; loskrijgen; losmaken; lostornen; naar de vijand overlopen; ontglippen; ontkomen; ontslagen worden; ontsnappen aan; ontvluchten; op vrije voeten gesteld worden; opbreken; opgeven; ophouden; opstappen; reizen; rondreizen; smeren; stappen; stoppen; terechtkomen; tornen; trekken; uitgaan; uithalen; uitkomen; uitrijden; uitstappen; uittrekken; verdwijnen; verlaten; vertrekken; verwijderen; verzeilen; vluchten; vooraan staan; vooruitspringen; vooruitsteken; vrijkomen; weggaan; wegkomen; weglopen; wegreizen; wegrennen; wegtrekken; zich uit de voeten maken; zich vrijmaken; zwerven
ser adecuado conveniëren; deugen; geschikt zijn; passen; passend zijn; uitkomen
ser claro conveniëren; deugen; geschikt zijn; passen; passend zijn; uitkomen
ser evidente conveniëren; deugen; geschikt zijn; passen; passend zijn; uitkomen
ser manifiesto conveniëren; deugen; geschikt zijn; passen; passend zijn; uitkomen
tener suficiente conveniëren; deugen; geschikt zijn; passen; passend zijn; uitkomen
OtherRelated TranslationsOther Translations
salir uitkomen; uitstromen

Related Translations for geschikt zijn