Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. hout bewerken:


Dutch

Detailed Translations for hout bewerken from Dutch to Spanish

hout bewerken:

hout bewerken verbe (bewerk hout, bewerkt hout, bewerkte hout, bewerkten hout, hout bewerkt)

  1. hout bewerken

Conjugations for hout bewerken:

o.t.t.
  1. bewerk hout
  2. bewerkt hout
  3. bewerkt hout
  4. bewerken hout
  5. bewerken hout
  6. bewerken hout
o.v.t.
  1. bewerkte hout
  2. bewerkte hout
  3. bewerkte hout
  4. bewerkten hout
  5. bewerkten hout
  6. bewerkten hout
v.t.t.
  1. heb hout bewerkt
  2. hebt hout bewerkt
  3. heeft hout bewerkt
  4. hebben hout bewerkt
  5. hebben hout bewerkt
  6. hebben hout bewerkt
v.v.t.
  1. had hout bewerkt
  2. had hout bewerkt
  3. had hout bewerkt
  4. hadden hout bewerkt
  5. hadden hout bewerkt
  6. hadden hout bewerkt
o.t.t.t.
  1. zal hout bewerken
  2. zult hout bewerken
  3. zal hout bewerken
  4. zullen hout bewerken
  5. zullen hout bewerken
  6. zullen hout bewerken
o.v.t.t.
  1. zou hout bewerken
  2. zou hout bewerken
  3. zou hout bewerken
  4. zouden hout bewerken
  5. zouden hout bewerken
  6. zouden hout bewerken
diversen
  1. bewerk hout!
  2. bewerkt hout!
  3. hout bewerkt
  4. hout bewerkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for hout bewerken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
carpintear hout bewerken in elkaar timmeren; ineentimmeren; timmerend in elkaar zetten

Related Translations for hout bewerken