Dutch

Detailed Translations for inleggen from Dutch to Spanish

inleggen:

inleggen verbe (leg in, legt in, legde in, legden in, ingelegd)

  1. inleggen (conserveren)
  2. inleggen (tussenleggen; invoegen)

Conjugations for inleggen:

o.t.t.
  1. leg in
  2. legt in
  3. legt in
  4. leggen in
  5. leggen in
  6. leggen in
o.v.t.
  1. legde in
  2. legde in
  3. legde in
  4. legden in
  5. legden in
  6. legden in
v.t.t.
  1. heb ingelegd
  2. hebt ingelegd
  3. heeft ingelegd
  4. hebben ingelegd
  5. hebben ingelegd
  6. hebben ingelegd
v.v.t.
  1. had ingelegd
  2. had ingelegd
  3. had ingelegd
  4. hadden ingelegd
  5. hadden ingelegd
  6. hadden ingelegd
o.t.t.t.
  1. zal inleggen
  2. zult inleggen
  3. zal inleggen
  4. zullen inleggen
  5. zullen inleggen
  6. zullen inleggen
o.v.t.t.
  1. zou inleggen
  2. zou inleggen
  3. zou inleggen
  4. zouden inleggen
  5. zouden inleggen
  6. zouden inleggen
en verder
  1. is ingelegd
diversen
  1. leg in!
  2. legt in!
  3. ingelegd
  4. inleggend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for inleggen:

NounRelated TranslationsOther Translations
depositar neerzetten
destinar detacheren
VerbRelated TranslationsOther Translations
colocarse inleggen; invoegen; tussenleggen inrichten; insluipen; installeren; neerleggen; onderuit halen; ongemerkt binnendringen; plaatsen; posten; posteren; stationeren
conservar conserveren; inleggen; invoegen; tussenleggen behoeden; behouden; beschermen; bewaren; conserveren; in blik conserveren; in stand houden; inblikken; inmaken; inpekelen; instandhouden; inzouten; onderhouden; opzouten; verduurzamen; zouten
depositar inleggen; invoegen; tussenleggen afbakenen; afpalen; afzetten; afzien van rechtsvervolging; begrenzen; beknotten; beperken; betrappen; bewaren; bijstorten; bijzetten; deponeren; geld overmaken; laten uitstappen; leggen; neerleggen; neerzetten; omlijnen; op rekening storten; opslaan; overboeken; overschrijven; overzenden; plaatsen; seponeren; snappen; stationeren; storten; verneuken; wegleggen; zetten
destinar inleggen; invoegen; tussenleggen deponeren; herbergen; huisvesten; iemand onderdak verlenen; inrichten; installeren; leggen; loskrijgen; losmaken; lostornen; neerleggen; neerzetten; onderbrengen; onderdak geven; onderdak verschaffen; onderuit halen; plaats toekennen; plaatsen; posten; posteren; stationeren; tornen; uithalen; uittrekken; zetten
imponer inleggen; invoegen; tussenleggen aandringen; aangeven; aanhouden; casseren; declareren; doordrukken; doorduwen; doorstoten; drukkend door iets heen brengen; eerbied inboezemen; geweld gebruiken; op iets aandringen; opdringen; verplichten
insertar inleggen; invoegen; tussenleggen aangrijpen; aanwenden; benutten; erbij doen; gebruiken; inbrengen; inlassen; inpassen; insluiten; invoegen; inzet tonen; inzetten; passen in; toepassen; toevoegen; tussen zetten; tussenlassen; voegen
interponer inleggen; invoegen; tussenleggen inpassen; passen in; tussen zetten
meter entre inleggen; invoegen; tussenleggen tussenlassen
poner inleggen; invoegen; tussenleggen aanbieden; aandoen; aandraaien; aangrijpen; aanwenden; afspelen; arrangeren; benutten; bijzetten; deponeren; doen in; exposeren; gebruik maken van; gebruiken; iets neerleggen; iets op touw zetten; inbrengen; indoen; inschakelen; instoppen; laten zien; leggen; neerleggen; neerzetten; offreren; onderuit halen; plaats toekennen; plaatsen; presenteren; regelen; stationeren; tentoonstellen; toepassen; tonen; vertonen; voorleggen; wegleggen; zetten

Related Words for "inleggen":


Wiktionary Translations for inleggen:


Cross Translation:
FromToVia
inleggen confitar confire — Faire cuire dans un sirop, une liqueur, une graisse, certains aliments en vue de leur conservation. La substance choisir pénétrer alors l’aliment et s’y incorporer.
inleggen depositar déposer — Traductions à trier suivant le sens
inleggen rellenar; mechar fourrerintroduire, faire entrer, placer en quelque endroit, mettre parmi d’autres choses.
inleggen introducir; injerir; anunciar introduire — Faire entrer une chose dans une autre.
inleggen poner; meter; colocar mettreplacer une personne, ou un animal, ou une chose dans un lieu déterminé.
inleggen adobar; salar; curar con sal saler — (cuisine) assaisonner avec du sel.

inleggen form of inleg: