Summary
Dutch to Spanish: more detail...
- inruil:
- inruilen:
-
Wiktionary:
- inruilen → intercambiar, trocar, permutar
Dutch
Detailed Translations for inruil from Dutch to Spanish
inruil:
-
de inruil (ruil)
el cambio; el regateo; la permutación; el contrato de canje; el intercambio; el trueque; el trapicheo; el contrato de cambio
Translation Matrix for inruil:
inruilen:
Conjugations for inruilen:
o.t.t.
- ruil in
- ruilt in
- ruilt in
- ruilen in
- ruilen in
- ruilen in
o.v.t.
- ruilde in
- ruilde in
- ruilde in
- ruilden in
- ruilden in
- ruilden in
v.t.t.
- heb ingeruild
- hebt ingeruild
- heeft ingeruild
- hebben ingeruild
- hebben ingeruild
- hebben ingeruild
v.v.t.
- had ingeruild
- had ingeruild
- had ingeruild
- hadden ingeruild
- hadden ingeruild
- hadden ingeruild
o.t.t.t.
- zal inruilen
- zult inruilen
- zal inruilen
- zullen inruilen
- zullen inruilen
- zullen inruilen
o.v.t.t.
- zou inruilen
- zou inruilen
- zou inruilen
- zouden inruilen
- zouden inruilen
- zouden inruilen
en verder
- is ingeruild
diversen
- ruil in!
- ruilt in!
- ingeruild
- inruilend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for inruilen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
cambiar | inruilen | Wisselen; aflossen; afwisselen; amenderen; converteren; fluctueren; hernieuwen; herstellen; herzien; iets omdraaien; inwisselen; kenteren; modificeren; omkeren; omruilen; omwerken; omwisselen; omzetten; omzwaaien; overstappen; remplaceren; renoveren; restaureren; ruilen; variëren; veranderen; verbeteren; vernieuwen; verruilen; vervangen; verwisselen; wijzigen; wisselen |