Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. intrappen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for intrappen from Dutch to Spanish

intrappen:

intrappen verbe (trap in, trapt in, trapte in, trapten in, ingetrapt)

  1. intrappen (inschoppen)

Conjugations for intrappen:

o.t.t.
  1. trap in
  2. trapt in
  3. trapt in
  4. trappen in
  5. trappen in
  6. trappen in
o.v.t.
  1. trapte in
  2. trapte in
  3. trapte in
  4. trapten in
  5. trapten in
  6. trapten in
v.t.t.
  1. heb ingetrapt
  2. hebt ingetrapt
  3. heeft ingetrapt
  4. hebben ingetrapt
  5. hebben ingetrapt
  6. hebben ingetrapt
v.v.t.
  1. had ingetrapt
  2. had ingetrapt
  3. had ingetrapt
  4. hadden ingetrapt
  5. hadden ingetrapt
  6. hadden ingetrapt
o.t.t.t.
  1. zal intrappen
  2. zult intrappen
  3. zal intrappen
  4. zullen intrappen
  5. zullen intrappen
  6. zullen intrappen
o.v.t.t.
  1. zou intrappen
  2. zou intrappen
  3. zou intrappen
  4. zouden intrappen
  5. zouden intrappen
  6. zouden intrappen
en verder
  1. is ingetrapt
diversen
  1. trap in!
  2. trapt in!
  3. ingetrapt
  4. intrappend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

intrappen [znw.] nom

  1. intrappen (inschoppen)
    el pataleo; el meter a patadas; el romper a patadas
  2. intrappen (trappen in)

Translation Matrix for intrappen:

NounRelated TranslationsOther Translations
caer en la trampa intrappen; trappen in
meter a patadas inschoppen; intrappen
pataleo inschoppen; intrappen gebeuk; gebonk; gebons; gespartel; gestamp; getrappel
romper a patadas inschoppen; intrappen
VerbRelated TranslationsOther Translations
caer en la trampa in het nauw brengen; inlopen; instinken; intuinen
patear abajo inschoppen; intrappen

Wiktionary Translations for intrappen:


Cross Translation:
FromToVia
intrappen quebrar; romper; quebrantar briserrompre, mettre en pièces.
intrappen quebrantar fracasserbriser en éclats, avec violence.