Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. invouwen:


Dutch

Detailed Translations for invouwen from Dutch to Spanish

invouwen:

invouwen verbe (vouw in, vouwt in, vouwde in, vouwden in, ingevouwen)

  1. invouwen (binnenwaarts vouwen)
    plegar

Conjugations for invouwen:

o.t.t.
  1. vouw in
  2. vouwt in
  3. vouwt in
  4. vouwen in
  5. vouwen in
  6. vouwen in
o.v.t.
  1. vouwde in
  2. vouwde in
  3. vouwde in
  4. vouwden in
  5. vouwden in
  6. vouwden in
v.t.t.
  1. heb ingevouwen
  2. hebt ingevouwen
  3. heeft ingevouwen
  4. hebben ingevouwen
  5. hebben ingevouwen
  6. hebben ingevouwen
v.v.t.
  1. had ingevouwen
  2. had ingevouwen
  3. had ingevouwen
  4. hadden ingevouwen
  5. hadden ingevouwen
  6. hadden ingevouwen
o.t.t.t.
  1. zal invouwen
  2. zult invouwen
  3. zal invouwen
  4. zullen invouwen
  5. zullen invouwen
  6. zullen invouwen
o.v.t.t.
  1. zou invouwen
  2. zou invouwen
  3. zou invouwen
  4. zouden invouwen
  5. zouden invouwen
  6. zouden invouwen
en verder
  1. is ingevouwen
diversen
  1. vouw in!
  2. vouwt in!
  3. ingevouwen
  4. invouwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for invouwen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
plegar binnenwaarts vouwen; invouwen dubbelvouwen; omvouwen; opklappen; opvouwen; plooien; ten dele vouwen; toevouwen; vouwen