Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. inzuigen:


Dutch

Detailed Translations for inzuigen from Dutch to Spanish

inzuigen:

inzuigen verbe (zuig in, zuigt in, zoog in, zogen in, ingezogen)

  1. inzuigen (naar binnen zuigen)

Conjugations for inzuigen:

o.t.t.
  1. zuig in
  2. zuigt in
  3. zuigt in
  4. zuigen in
  5. zuigen in
  6. zuigen in
o.v.t.
  1. zoog in
  2. zoog in
  3. zoog in
  4. zogen in
  5. zogen in
  6. zogen in
v.t.t.
  1. heb ingezogen
  2. hebt ingezogen
  3. heeft ingezogen
  4. hebben ingezogen
  5. hebben ingezogen
  6. hebben ingezogen
v.v.t.
  1. had ingezogen
  2. had ingezogen
  3. had ingezogen
  4. hadden ingezogen
  5. hadden ingezogen
  6. hadden ingezogen
o.t.t.t.
  1. zal inzuigen
  2. zult inzuigen
  3. zal inzuigen
  4. zullen inzuigen
  5. zullen inzuigen
  6. zullen inzuigen
o.v.t.t.
  1. zou inzuigen
  2. zou inzuigen
  3. zou inzuigen
  4. zouden inzuigen
  5. zouden inzuigen
  6. zouden inzuigen
en verder
  1. is ingezogen
diversen
  1. zuig in!
  2. zuigt in!
  3. ingezogen
  4. inzuigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for inzuigen:

NounRelated TranslationsOther Translations
absorber opnemen; opslorpen
VerbRelated TranslationsOther Translations
absorber inzuigen; naar binnen zuigen absorberen; afzuigen; leegslurpen; opnemen; opslorpen; opslurpen; opzuigen; wegzuigen
chupar inzuigen; naar binnen zuigen leegzuigen; lurken; sabbelen; slurpen; uitzuigen; zuigen