Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. klonen:
  2. kloon:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for klonen from Dutch to Spanish

klonen:

klonen verbe (kloon, kloont, kloonde, kloonden, gekloond)

  1. klonen
    clonar
  2. klonen

Conjugations for klonen:

o.t.t.
  1. kloon
  2. kloont
  3. kloont
  4. klonen
  5. klonen
  6. klonen
o.v.t.
  1. kloonde
  2. kloonde
  3. kloonde
  4. kloonden
  5. kloonden
  6. kloonden
v.t.t.
  1. heb gekloond
  2. hebt gekloond
  3. heeft gekloond
  4. hebben gekloond
  5. hebben gekloond
  6. hebben gekloond
v.v.t.
  1. had gekloond
  2. had gekloond
  3. had gekloond
  4. hadden gekloond
  5. hadden gekloond
  6. hadden gekloond
o.t.t.t.
  1. zal klonen
  2. zult klonen
  3. zal klonen
  4. zullen klonen
  5. zullen klonen
  6. zullen klonen
o.v.t.t.
  1. zou klonen
  2. zou klonen
  3. zou klonen
  4. zouden klonen
  5. zouden klonen
  6. zouden klonen
en verder
  1. ben gekloond
  2. bent gekloond
  3. is gekloond
  4. zijn gekloond
  5. zijn gekloond
  6. zijn gekloond
diversen
  1. kloon!
  2. kloont!
  3. gekloond
  4. klonend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for klonen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
clonar klonen
OtherRelated TranslationsOther Translations
clonación klonen

Related Words for "klonen":


Wiktionary Translations for klonen:

klonen
verb
  1. een identieke kopie van een levend wezen maken

Cross Translation:
FromToVia
klonen clonar clone — create a clone

kloon:

kloon [de ~] nom

  1. de kloon
    el clono

Translation Matrix for kloon:

NounRelated TranslationsOther Translations
clono kloon

Related Words for "kloon":


Wiktionary Translations for kloon:

kloon
noun
  1. een levend wezen dat een exacte genetische kopie is van een ander wezen

Cross Translation:
FromToVia
kloon clon clone — living organism (originally a plant)