Summary
Dutch to Spanish: more detail...
- knuffelend:
- knuffelen:
-
Wiktionary:
- knuffelen → abrazar, mecer en brazos, mecer, abrazo
Dutch
Detailed Translations for knuffelend from Dutch to Spanish
knuffelend:
-
knuffelend
Translation Matrix for knuffelend:
Modifier | Related Translations | Other Translations |
haciendo arrumacos | knuffelend | |
haciendo mimos | knuffelend |
knuffelend form of knuffelen:
-
knuffelen (liefkozen)
abrazar; hacer cariño; regalonear; tumbar suavemente-
abrazar verbe
-
hacer cariño verbe
-
regalonear verbe
-
tumbar suavemente verbe
-
Conjugations for knuffelen:
o.t.t.
- knuffel
- knuffelt
- knuffelt
- knuffelen
- knuffelen
- knuffelen
o.v.t.
- knuffelde
- knuffelde
- knuffelde
- knuffelden
- knuffelden
- knuffelden
v.t.t.
- heb geknuffeld
- hebt geknuffeld
- heeft geknuffeld
- hebben geknuffeld
- hebben geknuffeld
- hebben geknuffeld
v.v.t.
- had geknuffeld
- had geknuffeld
- had geknuffeld
- hadden geknuffeld
- hadden geknuffeld
- hadden geknuffeld
o.t.t.t.
- zal knuffelen
- zult knuffelen
- zal knuffelen
- zullen knuffelen
- zullen knuffelen
- zullen knuffelen
o.v.t.t.
- zou knuffelen
- zou knuffelen
- zou knuffelen
- zouden knuffelen
- zouden knuffelen
- zouden knuffelen
en verder
- ben geknuffeld
- bent geknuffeld
- is geknuffeld
- zijn geknuffeld
- zijn geknuffeld
- zijn geknuffeld
diversen
- knuffel!
- knuffelt!
- geknuffeld
- knuffelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for knuffelen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
abrazar | knuffelen; liefkozen | bijsluiten; bijvoegen; insluiten; knuffen; kozen; kroelen met iemand; omarmen; omhelzen; omstrengelen; omtrekken; toevoegen; zich omdraaien |
hacer cariño | knuffelen; liefkozen | knuffen; kozen; omarmen; omhelzen; omstrengelen |
regalonear | knuffelen; liefkozen | inschikken |
tumbar suavemente | knuffelen; liefkozen | vlijen |
Related Words for "knuffelen":
Wiktionary Translations for knuffelen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• knuffelen | → abrazar | ↔ cuddle — embrace, lie together snugly |
• knuffelen | → mecer en brazos; mecer; abrazar | ↔ cuddle — cradle in one's arms |
• knuffelen | → abrazar | ↔ embrace — to hug (a person) |
• knuffelen | → abrazar | ↔ hug — embrace |
• knuffelen | → abrazo | ↔ hug — affectionate embrace |