Dutch
Detailed Translations for kruimelen from Dutch to Spanish
kruimelen:
-
kruimelen (brokkelen)
Conjugations for kruimelen:
o.t.t.
- kruimel
- kruimelt
- kruimelt
- kruimelen
- kruimelen
- kruimelen
o.v.t.
- kruimelde
- kruimelde
- kruimelde
- kruimelden
- kruimelden
- kruimelden
v.t.t.
- heb gekruimeld
- hebt gekruimeld
- heeft gekruimeld
- hebben gekruimeld
- hebben gekruimeld
- hebben gekruimeld
v.v.t.
- had gekruimeld
- had gekruimeld
- had gekruimeld
- hadden gekruimeld
- hadden gekruimeld
- hadden gekruimeld
o.t.t.t.
- zal kruimelen
- zult kruimelen
- zal kruimelen
- zullen kruimelen
- zullen kruimelen
- zullen kruimelen
o.v.t.t.
- zou kruimelen
- zou kruimelen
- zou kruimelen
- zouden kruimelen
- zouden kruimelen
- zouden kruimelen
diversen
- kruimel!
- kruimelt!
- gekruimeld
- kruimelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for kruimelen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
deshacerse | brokkelen; kruimelen | afrotten; desintegreren; in elkaar storten; ten gronde gaan; uit elkaar vallen; uiteenvallen; verbrokkelen; vergaan; verkommeren; verkruimelen; vervallen |
desmenuzar | brokkelen; kruimelen | ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken |
Related Words for "kruimelen":
kruimel:
Translation Matrix for kruimel:
Noun | Related Translations | Other Translations |
miga | kruimel | kruim |