Summary
Dutch to Spanish: more detail...
- kruisigen:
-
Wiktionary:
- kruisigen → crucificar
- kruisigen → crucificar
Dutch
Detailed Translations for kruisigen from Dutch to Spanish
kruisigen:
-
kruisigen
crucificar-
crucificar verbe
-
Conjugations for kruisigen:
o.t.t.
- kruisig
- kruisigt
- kruisigt
- kruisigen
- kruisigen
- kruisigen
o.v.t.
- kruisigde
- kruisigde
- kruisigde
- kruisigden
- kruisigden
- kruisigden
v.t.t.
- heb gekruisigd
- hebt gekruisigd
- heeft gekruisigd
- hebben gekruisigd
- hebben gekruisigd
- hebben gekruisigd
v.v.t.
- had gekruisigd
- had gekruisigd
- had gekruisigd
- hadden gekruisigd
- hadden gekruisigd
- hadden gekruisigd
o.t.t.t.
- zal kruisigen
- zult kruisigen
- zal kruisigen
- zullen kruisigen
- zullen kruisigen
- zullen kruisigen
o.v.t.t.
- zou kruisigen
- zou kruisigen
- zou kruisigen
- zouden kruisigen
- zouden kruisigen
- zouden kruisigen
en verder
- ben gekruisigd
- bent gekruisigd
- is gekruisigd
- zijn gekruisigd
- zijn gekruisigd
- zijn gekruisigd
diversen
- kruisig!
- kruisigt!
- gekruisigd
- kruisigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for kruisigen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
crucificar | kruisigen | een kruis slaan; kruisen; opkruisen; oplaveren |
Wiktionary Translations for kruisigen:
kruisigen
Cross Translation:
verb
-
een vorm van executeren: aan het kruis hangen tot de dood erop volgt
- kruisigen → crucificar
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• kruisigen | → crucificar | ↔ crucify — to execute a person by nailing to a crucifix |