Dutch
Detailed Translations for laten vieren from Dutch to Spanish
laten vieren:
-
laten vieren (vieren)
Conjugations for laten vieren:
o.t.t.
- laat vieren
- laat vieren
- laat vieren
- laten vieren
- laten vieren
- laten vieren
o.v.t.
- liet vieren
- liet vieren
- liet vieren
- lieten vieren
- lieten vieren
- lieten vieren
v.t.t.
- heb laten vieren
- hebt laten vieren
- heeft laten vieren
- hebben laten vieren
- hebben laten vieren
- hebben laten vieren
v.v.t.
- had laten vieren
- had laten vieren
- had laten vieren
- hadden laten vieren
- hadden laten vieren
- hadden laten vieren
o.t.t.t.
- zal laten vieren
- zult laten vieren
- zal laten vieren
- zullen laten vieren
- zullen laten vieren
- zullen laten vieren
o.v.t.t.
- zou laten vieren
- zou laten vieren
- zou laten vieren
- zouden laten vieren
- zouden laten vieren
- zouden laten vieren
diversen
- laat vieren!
- laat vieren!
- laten vieren
- vieren latend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for laten vieren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
arriar | laten vieren; vieren | aanzetten; duwen; gladstrijken; neerhalen; neersabelen; opzwepen; sterk prikkelen; strijken; voortbewegen; voortduwen; vooruitduwen; vrijaf geven; vrijgeven |
dejar soltar poco a poco | laten vieren; vieren |