Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. lok:
  2. lokken:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for lok from Dutch to Spanish

lok:

lok [de ~] nom

  1. de lok (haarlok)
    el mechón de pelo; el mechón

Translation Matrix for lok:

NounRelated TranslationsOther Translations
mechón haarlok; lok knot; knotje haar; krul; krullende haarlok; krulletje; sluiswerk
mechón de pelo haarlok; lok

Related Words for "lok":


Wiktionary Translations for lok:

lok
noun
  1. haarlok, pluk haar

Cross Translation:
FromToVia
lok rulo; mecha; bucle lock — length of hair

lokken:

lokken verbe (lok, lokt, lokte, lokten, gelokt)

  1. lokken (aanlokken; verleiden; weglokken; )
    tentar; anudar
  2. lokken (tevoorschijn lokken; dichtbijlokken)
    atraer; seducir

Conjugations for lokken:

o.t.t.
  1. lok
  2. lokt
  3. lokt
  4. lokken
  5. lokken
  6. lokken
o.v.t.
  1. lokte
  2. lokte
  3. lokte
  4. lokten
  5. lokten
  6. lokten
v.t.t.
  1. heb gelokt
  2. hebt gelokt
  3. heeft gelokt
  4. hebben gelokt
  5. hebben gelokt
  6. hebben gelokt
v.v.t.
  1. had gelokt
  2. had gelokt
  3. had gelokt
  4. hadden gelokt
  5. hadden gelokt
  6. hadden gelokt
o.t.t.t.
  1. zal lokken
  2. zult lokken
  3. zal lokken
  4. zullen lokken
  5. zullen lokken
  6. zullen lokken
o.v.t.t.
  1. zou lokken
  2. zou lokken
  3. zou lokken
  4. zouden lokken
  5. zouden lokken
  6. zouden lokken
en verder
  1. ben gelokt
  2. bent gelokt
  3. is gelokt
  4. zijn gelokt
  5. zijn gelokt
  6. zijn gelokt
diversen
  1. lok!
  2. lokt!
  3. gelokt
  4. lokkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

lokken [het ~] nom

  1. het lokken (verleiden)
    el atraer; el seducir; el tentar

Translation Matrix for lokken:

NounRelated TranslationsOther Translations
anudar aanknopen; knopen
atraer lokken; verleiden
seducir lokken; verleiden
tentar lokken; verleiden
VerbRelated TranslationsOther Translations
anudar aanlokken; lokken; meelokken; verleiden; verlokken; voortlokken; weglokken aan elkaar binden; aan elkaar knopen; dichtbinden; knopen; strikken; toebinden; vastknopen
atraer dichtbijlokken; lokken; tevoorschijn lokken aantrekken; bijtrekken; erbij trekken; naar zich toe trekken; naartoe trekken; rekruteren; ronselen; rukken; sleuren; trekken
seducir dichtbijlokken; lokken; tevoorschijn lokken gunst winnen; verleiden
tentar aanlokken; lokken; meelokken; verleiden; verlokken; voortlokken; weglokken aftasten; afvoelen; beproeven; gunst winnen; in verzoeking brengen; proberen; uitproberen; verleiden

Related Words for "lokken":


Wiktionary Translations for lokken:


Cross Translation:
FromToVia
lokken cebar bait — to attract with bait
lokken seducir; atraer; llamar locken — jemanden mit Hilfe eines Versprechens zu einer Handlung bewegen
lokken atraer; cautivar attirertirer, faire venir à soi.