Summary
Dutch
Detailed Translations for loven from Dutch to Spanish
loven:
-
loven (zich lovend uitlaten; prijzen; roemen; vereren)
Conjugations for loven:
o.t.t.
- loof
- looft
- looft
- loven
- loven
- loven
o.v.t.
- loofde
- loofde
- loofde
- loofden
- loofden
- loofden
v.t.t.
- heb geloofd
- hebt geloofd
- heeft geloofd
- hebben geloofd
- hebben geloofd
- hebben geloofd
v.v.t.
- had geloofd
- had geloofd
- had geloofd
- hadden geloofd
- hadden geloofd
- hadden geloofd
o.t.t.t.
- zal loven
- zult loven
- zal loven
- zullen loven
- zullen loven
- zullen loven
o.v.t.t.
- zou loven
- zou loven
- zou loven
- zouden loven
- zouden loven
- zouden loven
en verder
- ben geloofd
- bent geloofd
- is geloofd
- zijn geloofd
- zijn geloofd
- zijn geloofd
diversen
- loof!
- looft!
- geloofd
- lovend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for loven:
Verb | Related Translations | Other Translations |
elogiar | loven; prijzen; roemen; vereren; zich lovend uitlaten | de hemel in prijzen; eerbied bewijzen; eren; hemelhoog prijzen; lofprijzen; ophemelen |
ponderar | loven; prijzen; roemen; vereren; zich lovend uitlaten | eerbied bewijzen; eren; lofprijzen |
Related Words for "loven":
Wiktionary Translations for loven:
loven
Cross Translation:
verb
-
blijk geven van bewondering
- loven → loar
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• loven | → aplaudir; aclamar | ↔ acclaim — to applaud |
• loven | → alabar | ↔ praise — to give praise to |
• loven | → elogiar; alabar | ↔ loben — eine wertschätzende Aussage machen |
• loven | → glorificar | ↔ glorifier — honorer, célébrer par de grandes louanges. |
loven form of loof:
-
het loof (lover)
Translation Matrix for loof:
Noun | Related Translations | Other Translations |
follaje | loof; lover | franje; gebladerte; rafel; versiering van rafels |
fronda | loof; lover | gebladerte |
frondas | loof; lover | |
hojas | loof; lover | |
verde | loof; lover | |
verdor | loof; lover | |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
verde | groen; groengekleurd; groenkleurig; halfvolgroeid; halfwas; halfwassen; onbestorven |