Dutch
Detailed Translations for lozen from Dutch to Spanish
lozen:
-
lozen (afvoeren; afscheiden; uitscheiden; uitstoten; uitwerpen)
emitir; desembarazarse de; verter; deshacerse de; echar-
emitir verbe
-
desembarazarse de verbe
-
verter verbe
-
deshacerse de verbe
-
echar verbe
-
Conjugations for lozen:
o.t.t.
- loos
- loost
- loost
- lozen
- lozen
- lozen
o.v.t.
- loosde
- loosde
- loosde
- loosden
- loosden
- loosden
v.t.t.
- heb geloosd
- hebt geloosd
- heeft geloosd
- hebben geloosd
- hebben geloosd
- hebben geloosd
v.v.t.
- had geloosd
- had geloosd
- had geloosd
- hadden geloosd
- hadden geloosd
- hadden geloosd
o.t.t.t.
- zal lozen
- zult lozen
- zal lozen
- zullen lozen
- zullen lozen
- zullen lozen
o.v.t.t.
- zou lozen
- zou lozen
- zou lozen
- zouden lozen
- zouden lozen
- zouden lozen
en verder
- ben geloosd
- bent geloosd
- is geloosd
- zijn geloosd
- zijn geloosd
- zijn geloosd
diversen
- loos!
- loost!
- geloosd
- lozend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for lozen:
Wiktionary Translations for lozen:
lozen
Cross Translation:
verb
-
iets uitwerpen, kwijt zien te raken, gewoonlijk een vloeistof
- lozen → verter
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• lozen | → deslastrar | ↔ jettison — to eject from a boat |