Dutch
Detailed Translations for make-up opdoen from Dutch to Spanish
make-up opdoen:
make-up opdoen verbe (doe make-up op, doet make-up op, deed make-up op, deden make-up op, make-up opgedaan)
-
make-up opdoen (opmaken)
Conjugations for make-up opdoen:
o.t.t.
- doe make-up op
- doet make-up op
- doet make-up op
- doen make-up op
- doen make-up op
- doen make-up op
o.v.t.
- deed make-up op
- deed make-up op
- deed make-up op
- deden make-up op
- deden make-up op
- deden make-up op
v.t.t.
- heb make-up opgedaan
- hebt make-up opgedaan
- heeft make-up opgedaan
- hebben make-up opgedaan
- hebben make-up opgedaan
- hebben make-up opgedaan
v.v.t.
- had make-up opgedaan
- had make-up opgedaan
- had make-up opgedaan
- hadden make-up opgedaan
- hadden make-up opgedaan
- hadden make-up opgedaan
o.t.t.t.
- zal make-up opdoen
- zult make-up opdoen
- zal make-up opdoen
- zullen make-up opdoen
- zullen make-up opdoen
- zullen make-up opdoen
o.v.t.t.
- zou make-up opdoen
- zou make-up opdoen
- zou make-up opdoen
- zouden make-up opdoen
- zouden make-up opdoen
- zouden make-up opdoen
diversen
- doe make-up op!
- doet make-up op!
- make-up opgedaan
- make-up opdoend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for make-up opdoen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
pintarse | opsieren; opsmukken; zich mooi maken | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
maquillarse | make-up opdoen; opmaken | grimeren; make-up aanbrengen; opmaken; opsmukken; optutten; zich opmaken |
pintarse | make-up opdoen; opmaken |