Dutch
Detailed Translations for malligheid uithalen from Dutch to Spanish
malligheid uithalen:
malligheid uithalen verbe (haal malligheid uit, haalt malligheid uit, haalde malligheid uit, haalden malligheid uit, malligheid uitgehaald)
-
malligheid uithalen (een poets bakken; dollen; streek uithalen; gekscheren; schertsen; grappen; gekheid uithalen)
burlar; bromear; hacer el tonto; hacer bromas; burlarse; gastarle una broma a una; chancear; burlarse de-
burlar verbe
-
bromear verbe
-
hacer el tonto verbe
-
hacer bromas verbe
-
burlarse verbe
-
gastarle una broma a una verbe
-
chancear verbe
-
burlarse de verbe
-
Conjugations for malligheid uithalen:
o.t.t.
- haal malligheid uit
- haalt malligheid uit
- haalt malligheid uit
- halen malligheid uit
- halen malligheid uit
- halen malligheid uit
o.v.t.
- haalde malligheid uit
- haalde malligheid uit
- haalde malligheid uit
- haalden malligheid uit
- haalden malligheid uit
- haalden malligheid uit
v.t.t.
- heb malligheid uitgehaald
- hebt malligheid uitgehaald
- heeft malligheid uitgehaald
- hebben malligheid uitgehaald
- hebben malligheid uitgehaald
- hebben malligheid uitgehaald
v.v.t.
- had malligheid uitgehaald
- had malligheid uitgehaald
- had malligheid uitgehaald
- hadden malligheid uitgehaald
- hadden malligheid uitgehaald
- hadden malligheid uitgehaald
o.t.t.t.
- zal malligheid uithalen
- zult malligheid uithalen
- zal malligheid uithalen
- zullen malligheid uithalen
- zullen malligheid uithalen
- zullen malligheid uithalen
o.v.t.t.
- zou malligheid uithalen
- zou malligheid uithalen
- zou malligheid uithalen
- zouden malligheid uithalen
- zouden malligheid uithalen
- zouden malligheid uithalen
diversen
- haal malligheid uit!
- haalt malligheid uit!
- malligheid uitgehaald
- malligheid uithalend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze