Dutch
Detailed Translations for nalezen from Dutch to Spanish
nalezen:
-
nalezen (opnieuw lezen; overlezen)
leer; releer; repasar; volver a leer; leer otra vez-
leer verbe
-
releer verbe
-
repasar verbe
-
volver a leer verbe
-
leer otra vez verbe
-
Conjugations for nalezen:
o.t.t.
- lees na
- leest na
- leest na
- lezen na
- lezen na
- lezen na
o.v.t.
- las na
- las na
- las na
- lazen na
- lazen na
- lazen na
v.t.t.
- heb nagelezen
- hebt nagelezen
- heeft nagelezen
- hebben nagelezen
- hebben nagelezen
- hebben nagelezen
v.v.t.
- had nagelezen
- had nagelezen
- had nagelezen
- hadden nagelezen
- hadden nagelezen
- hadden nagelezen
o.t.t.t.
- zal nalezen
- zult nalezen
- zal nalezen
- zullen nalezen
- zullen nalezen
- zullen nalezen
o.v.t.t.
- zou nalezen
- zou nalezen
- zou nalezen
- zouden nalezen
- zouden nalezen
- zouden nalezen
diversen
- lees na!
- leest na!
- nagelezen
- nalezend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for nalezen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
leer | nalezen; opnieuw lezen; overlezen | inlezen; lezen |
leer otra vez | nalezen; opnieuw lezen; overlezen | |
releer | nalezen; opnieuw lezen; overlezen | herlezen; overlezen |
repasar | nalezen; opnieuw lezen; overlezen | bekijken; beproeven; bezichtigen; doorgeven; doorlezen; doornemen; doorspelen; doorvertellen; echoën; herhalen; inspecteren; keuren; nabouwen; napraten; nazeggen; oefenen; onderzoeken; repeteren; rondbrieven; rondvertellen; testen |
volver a leer | nalezen; opnieuw lezen; overlezen | herlezen; overlezen |