Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. neerduiken:


Dutch

Detailed Translations for neerduiken from Dutch to Spanish

neerduiken:

neerduiken verbe (duik neer, duikt neer, dook neer, doken neer, neergedoken)

  1. neerduiken

Conjugations for neerduiken:

o.t.t.
  1. duik neer
  2. duikt neer
  3. duikt neer
  4. duiken neer
  5. duiken neer
  6. duiken neer
o.v.t.
  1. dook neer
  2. dook neer
  3. dook neer
  4. doken neer
  5. doken neer
  6. doken neer
v.t.t.
  1. ben neergedoken
  2. bent neergedoken
  3. is neergedoken
  4. zijn neergedoken
  5. zijn neergedoken
  6. zijn neergedoken
v.v.t.
  1. was neergedoken
  2. was neergedoken
  3. was neergedoken
  4. waren neergedoken
  5. waren neergedoken
  6. waren neergedoken
o.t.t.t.
  1. zal neerduiken
  2. zult neerduiken
  3. zal neerduiken
  4. zullen neerduiken
  5. zullen neerduiken
  6. zullen neerduiken
o.v.t.t.
  1. zou neerduiken
  2. zou neerduiken
  3. zou neerduiken
  4. zouden neerduiken
  5. zouden neerduiken
  6. zouden neerduiken
diversen
  1. duik neer!
  2. duikt neer!
  3. neergedoken
  4. neerduikend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for neerduiken:

NounRelated TranslationsOther Translations
inclinarse flauw hellend aflopend; glooien
VerbRelated TranslationsOther Translations
inclinarse neerduiken aflopen; buigen; eerbied tonen; flauw hellend aflopend; glooien; hellen; krommen; naar voren staan; neigen; nijgen; overhangen; overhellen; overhellen tot een denkwijze; tenderen; tenderen naar; vervallen; voorover buigen; voorover hellen; voorover neigen; welven