Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. niet kunnen hebben:


Dutch

Detailed Translations for niet kunnen hebben from Dutch to Spanish

niet kunnen hebben:

niet kunnen hebben verbe (kan niet hebben, kunt niet hebben, kon niet hebben, konden niet hebben, niet kunnen hebben)

  1. niet kunnen hebben (niet kunnen verdragen)

Conjugations for niet kunnen hebben:

o.t.t.
  1. kan niet hebben
  2. kunt niet hebben
  3. kan niet hebben
  4. kunnen niet hebben
  5. kunnen niet hebben
  6. kunnen niet hebben
o.v.t.
  1. kon niet hebben
  2. kon niet hebben
  3. kon niet hebben
  4. konden niet hebben
  5. konden niet hebben
  6. konden niet hebben
v.t.t.
  1. heb niet kunnen hebben
  2. hebt niet kunnen hebben
  3. heeft niet kunnen hebben
  4. hebben niet kunnen hebben
  5. hebben niet kunnen hebben
  6. hebben niet kunnen hebben
v.v.t.
  1. had niet kunnen hebben
  2. had niet kunnen hebben
  3. had niet kunnen hebben
  4. hadden niet kunnen hebben
  5. hadden niet kunnen hebben
  6. hadden niet kunnen hebben
o.t.t.t.
  1. zal niet kunnen hebben
  2. zult niet kunnen hebben
  3. zal niet kunnen hebben
  4. zullen niet kunnen hebben
  5. zullen niet kunnen hebben
  6. zullen niet kunnen hebben
o.v.t.t.
  1. zou niet kunnen hebben
  2. zou niet kunnen hebben
  3. zou niet kunnen hebben
  4. zouden niet kunnen hebben
  5. zouden niet kunnen hebben
  6. zouden niet kunnen hebben
diversen
  1. kan niet hebben!
  2. niet kunnen hebben
  3. niet hebben kunnend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for niet kunnen hebben:

VerbRelated TranslationsOther Translations
no soportar niet kunnen hebben; niet kunnen verdragen

Related Translations for niet kunnen hebben