Dutch
Detailed Translations for ombouw from Dutch to Spanish
ombouw:
-
de ombouw
Translation Matrix for ombouw:
Noun | Related Translations | Other Translations |
conversión | ombouw | bekering; conversie; hervorming; omrekening; omzetting; reformatie; reformatie van de r.-k. kerk; terugvoering |
reforma | ombouw | amendement; amendering; hernieuwing; hervorming; herziening; innovatie; keer; modificatie; ombuiging; omkeer; omschakeling; omwisselen; prolongatie; reformatie; reformatie van de r.-k. kerk; renovatie; transformatie; veranderen; verandering; vernieuwing; wending; wijzigen; wijziging |
Related Words for "ombouw":
ombouw form of ombouwen:
-
ombouwen
Conjugations for ombouwen:
o.t.t.
- bouw om
- bouwt om
- bouwt om
- bouwen om
- bouwen om
- bouwen om
o.v.t.
- bouwde om
- bouwde om
- bouwde om
- bouwden om
- bouwden om
- bouwden om
v.t.t.
- heb omgebouwd
- hebt omgebouwd
- heeft omgebouwd
- hebben omgebouwd
- hebben omgebouwd
- hebben omgebouwd
v.v.t.
- had omgebouwd
- had omgebouwd
- had omgebouwd
- hadden omgebouwd
- hadden omgebouwd
- hadden omgebouwd
o.t.t.t.
- zal ombouwen
- zult ombouwen
- zal ombouwen
- zullen ombouwen
- zullen ombouwen
- zullen ombouwen
o.v.t.t.
- zou ombouwen
- zou ombouwen
- zou ombouwen
- zouden ombouwen
- zouden ombouwen
- zouden ombouwen
en verder
- ben omgebouwd
- bent omgebouwd
- is omgebouwd
- zijn omgebouwd
- zijn omgebouwd
- zijn omgebouwd
diversen
- bouw om!
- bouwt om!
- omgebouwd
- ombouwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for ombouwen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
convertir | ombouwen | afwisselen; amenderen; bekeren; converteren; herleiden; herzien; iets omdraaien; modificeren; omkeren; omrekenen; omwerken; omzetten; terugvoeren; veranderen; verwisselen; wijzigen |