Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. omklappen:


Dutch

Detailed Translations for omklappen from Dutch to Spanish

omklappen:

omklappen verbe (klap om, klapt om, klapte om, klapten om, omgeklapt)

  1. omklappen

Conjugations for omklappen:

o.t.t.
  1. klap om
  2. klapt om
  3. klapt om
  4. klappen om
  5. klappen om
  6. klappen om
o.v.t.
  1. klapte om
  2. klapte om
  3. klapte om
  4. klapten om
  5. klapten om
  6. klapten om
v.t.t.
  1. ben omgeklapt
  2. bent omgeklapt
  3. is omgeklapt
  4. zijn omgeklapt
  5. zijn omgeklapt
  6. zijn omgeklapt
v.v.t.
  1. was omgeklapt
  2. was omgeklapt
  3. was omgeklapt
  4. waren omgeklapt
  5. waren omgeklapt
  6. waren omgeklapt
o.t.t.t.
  1. zal omklappen
  2. zult omklappen
  3. zal omklappen
  4. zullen omklappen
  5. zullen omklappen
  6. zullen omklappen
o.v.t.t.
  1. zou omklappen
  2. zou omklappen
  3. zou omklappen
  4. zouden omklappen
  5. zouden omklappen
  6. zouden omklappen
en verder
  1. heb omgeklapt
  2. hebt omgeklapt
  3. heeft omgeklapt
  4. hebben omgeklapt
  5. hebben omgeklapt
  6. hebben omgeklapt
diversen
  1. klap om!
  2. klapt om!
  3. omgeklapt
  4. omklappend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for omklappen:

NounRelated TranslationsOther Translations
volcar kapseizen; tuimelen; vallen
voltear tuimelen; vallen
VerbRelated TranslationsOther Translations
volcar omklappen dompen; flikkeren; kantelen; kapseizen; kelderen; kiepen; kieperen; omkantelen; omver kiepen; omverrukken; onderuitgaan; op zijn bek gaan; over een kant vallen; overkiepen; ten val komen; tuimelen; vallen
volcarse omklappen
voltear omklappen dompen; flikkeren; kantelen; kelderen; kiepen; kieperen; omrollen; omvallen; omver kiepen; omvervallen; omwentelen; onderuitgaan; op zijn bek gaan; spiegelen; ten val komen; tuimelen; vallen
voltearse omklappen