Dutch

Detailed Translations for onbehagen from Dutch to Spanish

onbehagen:

onbehagen [het ~] nom

  1. het onbehagen (misnoegen; onvrede; onmin)
    el disgusto; la insatisfacción; el malestar; el descontento; la discordia; el desagrado; el incomodidad
  2. het onbehagen (onvrede; onaangenaamheid; ontevredenheid; misnoegen; onbehaaglijkheid)
    la incomodidad; la molestia; el malestar; el disgusto; el descontento; la desazón; la insatisfacción

Translation Matrix for onbehagen:

NounRelated TranslationsOther Translations
desagrado misnoegen; onbehagen; onmin; onvrede misnoegen; ongenoegen; ontevredenheid; ontstemming
desazón misnoegen; onaangenaamheid; onbehaaglijkheid; onbehagen; ontevredenheid; onvrede bekommernis; bezorgdheid; hartenleed; kommer; liefdesverdriet; minnepijn; ongerustheid; verontrusting; zorg
descontento misnoegen; onaangenaamheid; onbehaaglijkheid; onbehagen; onmin; ontevredenheid; onvrede misnoegen; onenigheid; ongenoegen; onmin; ontevredenheid; onvrede
discordia misnoegen; onbehagen; onmin; onvrede conflict; disharmonie; gespletenheid; misnoegen; onenigheid; ongenoegen; onmin; ontevredenheid; onvrede; scheuring; schisma; tweedracht; tweespalt; tweestrijd; twist; verdeeldheid; vete
disgusto misnoegen; onaangenaamheid; onbehaaglijkheid; onbehagen; onmin; ontevredenheid; onvrede afkeer; antipathie; aversie; boosheid; ergernis; gramschap; hartenleed; hekel; irritatie; leed; liefdesverdriet; minnepijn; misnoegen; ongenoegen; ontevredenheid; pijn; tegenzin; verbolgenheid; weerzin; wrevel
incomodidad misnoegen; onaangenaamheid; onbehaaglijkheid; onbehagen; onmin; ontevredenheid; onvrede bedeesdheid; gegeneerdheid; geslotenheid; gêne; hinder; kwaal; last; moeite; ongemak; ongerief; overlast; schroom; schuwheid; slepende ziekte; soesa; stoornis; timiditeit; verlegenheid
insatisfacción misnoegen; onaangenaamheid; onbehaaglijkheid; onbehagen; onmin; ontevredenheid; onvrede
malestar misnoegen; onaangenaamheid; onbehaaglijkheid; onbehagen; onmin; ontevredenheid; onvrede
molestia misnoegen; onaangenaamheid; onbehaaglijkheid; onbehagen; ontevredenheid; onvrede allegaartje; bemoeilijking; beslommering; breidel; ergernis; gedonderjaag; geharrewar; gelazer; geravot; gestoei; hinder; kwaal; last; mengelmoes; moeite; narigheid; ongemak; ongerief; overlast; samenraapsel; slepende ziekte; soesa; stoeierij; stoeipartij; stoornis; trammelant
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
discordia disharmonie; tweedracht
ModifierRelated TranslationsOther Translations
descontento gebelgd; misnoegd; onbevredigd; ontevreden; onverzadigd; onvoldaan; verstoord