Home ->Dictionaries ->Dutch/Spanish ->Translate onbekwaamheid

Translate onbekwaamheid from Dutch to Spanish

Summary

Dutch to Spanish: more detail...

onbekwaamheid:
- incapacidad; inadecuación; ineptitud; incompetencia; inaptitud
onbekwaam:
- incapaz; inepto; incompetente; inexperto
Wiktionary:
- onbekwaamheid → impericia
- onbekwaam → inepto, incapaz, impotente

Dutch

Detailed Translations for onbekwaamheid from Dutch to Spanish

onbekwaamheid:

onbekwaamheid [de ~ (v)] nom

de onbekwaamheid (incompetentie; ongeschiktheid)
la incapacidad; la inadecuación; la ineptitud; la incompetencia; la inaptitud
- incapacidad [la ~] nom
- inadecuación [la ~] nom
- ineptitud [la ~] nom
- incompetencia [la ~] nom
- inaptitud [la ~] nom

Translation Matrix for onbekwaamheid:

Related Words for "onbekwaamheid":

onbekwaam

Wiktionary Translations for onbekwaamheid:

Cross Translation:

From	To	Via
• onbekwaamheid	→ impericia	↔ impéritie — Incapacité, inhabileté ; ignorance de ce qu’on doit savoir dans sa profession

onbekwaam:

onbekwaam adj

onbekwaam (incapabel; incompetent; ongeschikt)
incapaz; inepto; incompetente; inexperto
- incapaz adj
- inepto adj
- incompetente adj
- inexperto adj

Translation Matrix for onbekwaam:

Noun	Related Translations	Other Translations
inexperto		ondeskundige
Modifier	Related Translations	Other Translations
incapaz	incapabel; incompetent; onbekwaam; ongeschikt	aanmatigend; dorps; onbeschaamd; onbeschoft; ondeskundig; ongegeneerd; ongelikt; respectloos
incompetente	incapabel; incompetent; onbekwaam; ongeschikt	incompetent; onbevoegd; ondeskundig
inepto	incapabel; incompetent; onbekwaam; ongeschikt	onbruikbaar; ondeskundig
inexperto	incapabel; incompetent; onbekwaam; ongeschikt	halfvolgroeid; halfwas; halfwassen; onbedreven; ondeskundig; onervaren; ongeoefend; ongeschoold; ongetraind

Related Words for "onbekwaam":

onbekwaamheid, onbekwame

Wiktionary Translations for onbekwaam:

Cross Translation:

From	To	Via
• onbekwaam	→ inepto; incapaz	↔ inept — not able to do something
• onbekwaam	→ incapaz; impotente	↔ unable — not able
• onbekwaam	→ incapaz	↔ incapable — Qui n’est pas capable, qui n’est pas en état de faire une chose.