Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. onderwerp:
  2. onderwerpen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for onderwerp from Dutch to Spanish

onderwerp:

onderwerp [het ~] nom

  1. het onderwerp (thema)
    el tema; el asunto; el sujeto
  2. het onderwerp (thema van een boek; subject; thema)
    el tema; el sujeto; la elaboración; el capítulo; el asunto; el entrenamiento; el tema estelar; el tema principal
  3. het onderwerp (onderwerp van een zin)
    el sujeto
  4. het onderwerp
    el tema

Translation Matrix for onderwerp:

NounRelated TranslationsOther Translations
asunto onderwerp; subject; thema; thema van een boek aangelegenheid; affaire; ambacht; chapiter; geval; hoofdstuk; issue; kapittel; kwestie; kwesties; métier; opgaaf; opgave; probleem; problematiek; problemen; punt; stiel; vak; vraagstuk; zaak; zwaarte
capítulo onderwerp; subject; thema; thema van een boek chapiter; episode; hoofden; hoofdstuk; kapittel; kop; koppen; krantenkop; rubriek
elaboración onderwerp; subject; thema; thema van een boek aanmaak; aanmaken; bewerking; constructie; creatie; creëren; educatie; fabricage; fabricatie; fabriceren; herdruk; maak; maaksel; maken; merk; onderwijs; produceren; productie; scheppen; schepping; scholing; vervaardigen; vervaardiging; verwerking; werken; werking
entrenamiento onderwerp; subject; thema; thema van een boek ervaring; praktijk; routine; training
sujeto onderwerp; onderwerp van een zin; subject; thema; thema van een boek creatuur; schepsel
tema onderwerp; subject; thema; thema van een boek bureaubladthema; geschrevene; issue; kwestie; punt; tekstboek; thema
tema estelar onderwerp; subject; thema; thema van een boek
tema principal onderwerp; subject; thema; thema van een boek hoofdonderwerp; hoofdthema; voornaamste onderwerp
ModifierRelated TranslationsOther Translations
sujeto vastgemaakt

Related Words for "onderwerp":


Related Definitions for "onderwerp":

  1. waar het over gaat1
    • het onderwerp van de film was discriminatie1
  2. deel van de zin dat aangeeft wie de handeling uitvoert1
    • in de zin 'Jan slaat de hond' is 'Jan' het onderwerp1

Wiktionary Translations for onderwerp:

onderwerp
noun
  1. waar iets over gaat, een thema
  2. zinsdeel waarnaar de persoonsvorm zich richt en dat bijv. de handelende persoon of zaak beschrijft

Cross Translation:
FromToVia
onderwerp motivo motive — music: theme or subject
onderwerp sujeto subject — in grammar
onderwerp materia; tema subject — main topic
onderwerp tema; argumento thread — a theme or idea
onderwerp tema; tópico thread — (Internet): a series of messages
onderwerp tema topic — subject; theme
onderwerp sujeto SubjektSprachwissenschaft: Satzgegenstand; das Satzglied, über das im Prädikat eine Aussage gemacht wird und das mit dem Verb im Numerus Kongruenz.
onderwerp tema Thema — gemeinsamer Fokus einer Gesprächsgruppe
onderwerp tema Thema — gedanklicher Mittelpunkt
onderwerp objeto objetchose tangible et visible, concrète. Chose perceptible par la vue et le toucher. Chose, dans un sens indéterminé.

onderwerp form of onderwerpen:

onderwerpen verbe (onderwerp, onderwerpt, onderwierp, onderwierpen, onderworpen)

  1. onderwerpen (onder gezag brengen)
  2. onderwerpen (machtiger zijn; overheersen; beheersen; heersen over)

Conjugations for onderwerpen:

o.t.t.
  1. onderwerp
  2. onderwerpt
  3. onderwerpt
  4. onderwerpen
  5. onderwerpen
  6. onderwerpen
o.v.t.
  1. onderwierp
  2. onderwierp
  3. onderwierp
  4. onderwierpen
  5. onderwierpen
  6. onderwierpen
v.t.t.
  1. ben onderworpen
  2. bent onderworpen
  3. is onderworpen
  4. zijn onderworpen
  5. zijn onderworpen
  6. zijn onderworpen
v.v.t.
  1. was onderworpen
  2. was onderworpen
  3. was onderworpen
  4. waren onderworpen
  5. waren onderworpen
  6. waren onderworpen
o.t.t.t.
  1. zal onderwerpen
  2. zult onderwerpen
  3. zal onderwerpen
  4. zullen onderwerpen
  5. zullen onderwerpen
  6. zullen onderwerpen
o.v.t.t.
  1. zou onderwerpen
  2. zou onderwerpen
  3. zou onderwerpen
  4. zouden onderwerpen
  5. zouden onderwerpen
  6. zouden onderwerpen
en verder
  1. heb onderworpen
  2. hebt onderworpen
  3. heeft onderworpen
  4. hebben onderworpen
  5. hebben onderworpen
  6. hebben onderworpen
diversen
  1. onderwerp!
  2. onderwerpt!
  3. onderworpen
  4. onderwerpend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

onderwerpen [de ~] nom, pluriel

  1. de onderwerpen (thema's)
    el asuntos; la temas

Translation Matrix for onderwerpen:

NounRelated TranslationsOther Translations
asuntos onderwerpen; thema's aangelegenheden; affaires; ambacht; bezigheden; métier; stiel; vak; zaken
someter knechten
subyugar knechten
temas onderwerpen; thema's
vencer verstrijken; vervallen
VerbRelated TranslationsOther Translations
dominar beheersen; heersen over; machtiger zijn; onderwerpen; overheersen bedaren; bedwingen; beheersen; beteugelen; bijsluiten; bijvoegen; de overhand hebben; domineren; gezaghebben; heerschappij voeren; heersen; insluiten; intomen; leerstof beheersen; macht uitoefenen; matigen; omvatten; onder de knie hebben; overheersen; regeren; temmen; toevoegen; verderreiken
imperar beheersen; heersen over; machtiger zijn; onderwerpen; overheersen de overhand hebben; gezaghebben; heersen; macht uitoefenen; overheersen; regeren
mandar beheersen; heersen over; machtiger zijn; onderwerpen; overheersen aanvoeren; afgeven; afleveren; belasten; bestellen; besturen; bevel voeren over; bevelen; bezorgen; brengen; capituleren; commanderen; de overhand hebben; decreteren; dicteren; doen toekomen; doordrijven; gebieden; gelasten; heerschappij voeren; heersen; iem. iets sturen; instructie geven; instrueren; insturen; inzenden; leiden; leiding geven; leidinggeven; majoreren; managen; ontheffen; ontslaan; opdracht geven; opdragen; opgeven; opsturen; overgeven; overhandigen; overmaken; posten; sturen; thuisbezorgen; toezenden; uitleveren; uitsturen; verordenen; verordonneren; versturen; verzenden; voorschrijven; voorzitten; wegsturen; wegzenden; zenden; zich overgeven
reinar beheersen; heersen over; machtiger zijn; onderwerpen; overheersen de overhand hebben; gezaghebben; heerschappij voeren; heersen; macht uitoefenen; overheersen; regeren
someter onder gezag brengen; onderwerpen aanbieden; indienen; kleinkrijgen; knechten
subyugar beheersen; heersen over; machtiger zijn; onder gezag brengen; onderwerpen; overheersen knechten
supeditar onder gezag brengen; onderwerpen
vencer onder gezag brengen; onderwerpen achteruitgaan; afknappen; afnemen; afsluiten; begeven; beslissen; besluiten; beëindigen; de overwinning behalen; declineren; een einde maken aan; eindigen; er vanaf breken; flippen; minder worden; ophouden; overwinnen; rangschikken naar ouderdom; stoppen; te boven komen; verslaan; winnen; zegevieren

Related Words for "onderwerpen":


Related Definitions for "onderwerpen":

  1. laten doen wat jij wil1
    • de Duitsers onderwierpen de Poolse bevolking1
  2. laten meemaken1
    • ik onderwerp hem aan een test1

Wiktionary Translations for onderwerpen:

onderwerpen
verb
  1. gezag opleggen

Cross Translation:
FromToVia
onderwerpen doblegar bend — to force to submit
onderwerpen someter subdue — to bring (a country) under control by force
onderwerpen someter subject — to cause to undergo
onderwerpen someter submit — yield or give way to another
onderwerpen someter soumettreréduire, ranger sous la puissance, sous l’autorité, mettre dans un état de dépendance.
onderwerpen subyugar subjuguerréduire en sujétion par la force politique ou militaire.

External Machine Translations:

Related Translations for onderwerp