Dutch

Detailed Translations for ontknopen from Dutch to Spanish

ontknopen:

ontknopen verbe (ontknoop, ontknoopt, ontknoopte, ontknoopten, ontknoopt)

  1. ontknopen (losknopen)
  2. ontknopen (oplossen; ontrafelen; ontraadselen; ontwarren)

Conjugations for ontknopen:

o.t.t.
  1. ontknoop
  2. ontknoopt
  3. ontknoopt
  4. ontknopen
  5. ontknopen
  6. ontknopen
o.v.t.
  1. ontknoopte
  2. ontknoopte
  3. ontknoopte
  4. ontknoopten
  5. ontknoopten
  6. ontknoopten
v.t.t.
  1. heb ontknoopt
  2. hebt ontknoopt
  3. heeft ontknoopt
  4. hebben ontknoopt
  5. hebben ontknoopt
  6. hebben ontknoopt
v.v.t.
  1. had ontknoopt
  2. had ontknoopt
  3. had ontknoopt
  4. hadden ontknoopt
  5. hadden ontknoopt
  6. hadden ontknoopt
o.t.t.t.
  1. zal ontknopen
  2. zult ontknopen
  3. zal ontknopen
  4. zullen ontknopen
  5. zullen ontknopen
  6. zullen ontknopen
o.v.t.t.
  1. zou ontknopen
  2. zou ontknopen
  3. zou ontknopen
  4. zouden ontknopen
  5. zouden ontknopen
  6. zouden ontknopen
en verder
  1. is ontknoopt
diversen
  1. ontknoop!
  2. ontknoopt!
  3. ontknoopt
  4. ontknopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for ontknopen:

NounRelated TranslationsOther Translations
desabrochar losgespen
resolver verhelpen
VerbRelated TranslationsOther Translations
desabrochar losknopen; ontknopen afgespen; afkoppelen; losgespen; loshaken; loskrijgen; losmaken; lostornen; te niet doen; tornen; uithalen; uittrekken
desatar losknopen; ontknopen afgespen; afkoppelen; detacheren; dichtbinden; loshaken; loskrijgen; losmaken; lostornen; loswerken; ontketenen; scheiden; te niet doen; toebinden; tornen; uithalen; uittrekken
descifrar ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; oplossen afkraken; dechiffreren; decoderen; katten; kraken; krassen; kritiseren; ontcijferen; ontraadselen; ontrafelen; ontsleutelen; ontwarren; oplossen; tot een oplossing brengen; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken; zich krabben
desembrollar ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; oplossen uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; vertolken; verwoorden
desenmarañar ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; oplossen ontrafelen; ontwarren; uit de war halen; uit elkaar halen; uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; vertolken; verwoorden
desenredar ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; oplossen ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; uit de war halen; uit elkaar halen; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken
desleír ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; oplossen ontrafelen; ontwarren; uit de war halen; uit elkaar halen
disolver ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; oplossen in een vloeistof opgaan; ontbinden; ontheffen; ontrafelen; ontslaan; ontwarren; opheffen; oplossen; uit de war halen; uit elkaar halen; uit elkaar stuiven; uit elkaar vliegen; uiteen doen gaan; uiteenstuiven; uiteenvliegen; uitsturen; verzenden; wegsturen; wegzenden
disolverse ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; oplossen in een vloeistof opgaan; ontbinden; opheffen; oplossen; uiteen doen gaan; uiteendrijven
resolver ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; oplossen afdoen; afhandelen; beslechten; beslissen; besluiten; omzetten; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; twist uit de weg ruimen; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken
solucionar ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; oplossen afdoen; in orde maken; klaren; ontcijferen; ontdekken; ontwaren; ontwarren; oplossen; opsporen; regelen; tot een oplossing brengen