Summary
Dutch to Spanish: more detail...
- ontmoeten:
-
Wiktionary:
- ontmoeten → encontrar, hallar
- ontmoeten → encontrarse, encontrar, conocer, divisar, ver, encontrarse con, topar, dar con, chocar contra
Dutch
Detailed Translations for ontmoeten from Dutch to Spanish
ontmoeten:
-
ontmoeten (treffen; tegenkomen)
encontrarse; encontrarse con; tropezarse con-
encontrarse verbe
-
encontrarse con verbe
-
tropezarse con verbe
-
-
ontmoeten (kennis maken met)
Conjugations for ontmoeten:
o.t.t.
- ontmoet
- ontmoet
- ontmoet
- ontmoeten
- ontmoeten
- ontmoeten
o.v.t.
- ontmoette
- ontmoette
- ontmoette
- ontmoetten
- ontmoetten
- ontmoetten
v.t.t.
- heb ontmoet
- hebt ontmoet
- heeft ontmoet
- hebben ontmoet
- hebben ontmoet
- hebben ontmoet
v.v.t.
- had ontmoet
- had ontmoet
- had ontmoet
- hadden ontmoet
- hadden ontmoet
- hadden ontmoet
o.t.t.t.
- zal ontmoeten
- zult ontmoeten
- zal ontmoeten
- zullen ontmoeten
- zullen ontmoeten
- zullen ontmoeten
o.v.t.t.
- zou ontmoeten
- zou ontmoeten
- zou ontmoeten
- zouden ontmoeten
- zouden ontmoeten
- zouden ontmoeten
diversen
- ontmoet!
- ontmoett!
- ontmoet
- ontmoetend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for ontmoeten:
Verb | Related Translations | Other Translations |
conocerse | kennis maken met; ontmoeten | |
encontrarse | ontmoeten; tegenkomen; treffen | aantreffen; afspreken; bij elkaar komen; bijeen komen; elkaar ontmoeten; elkaar zien; ergens verkeren; gelegen zijn; liggen; ontdekken; samenkomen; tegenkomen; treffen; uithangen; verkeren; verzamelen; vinden; zich bevinden; zijn |
encontrarse con | ontmoeten; tegenkomen; treffen | tegen het lijf lopen |
tropezarse con | ontmoeten; tegenkomen; treffen | aantreffen; tegenkomen; vinden |
- | treffen |
Synonyms for "ontmoeten":
Antonyms for "ontmoeten":
Related Definitions for "ontmoeten":
Wiktionary Translations for ontmoeten:
ontmoeten
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• ontmoeten | → encontrarse; encontrar | ↔ meet — encounter by accident |
• ontmoeten | → conocer | ↔ meet — be introduced to |
• ontmoeten | → divisar; ver | ↔ aviser — Voir en face de soi, rencontrer |
• ontmoeten | → encontrar; encontrarse con; topar; dar con; chocar contra | ↔ rencontrer — trouver en chemin une personne ou une chose. |
External Machine Translations: