Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. ontregelen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for ontregelen from Dutch to Spanish

ontregelen:

ontregelen verbe (ontregel, ontregelt, ontregelde, ontregelden, ontregeld)

  1. ontregelen (overhoophalen)

Conjugations for ontregelen:

o.t.t.
  1. ontregel
  2. ontregelt
  3. ontregelt
  4. ontregelen
  5. ontregelen
  6. ontregelen
o.v.t.
  1. ontregelde
  2. ontregelde
  3. ontregelde
  4. ontregelden
  5. ontregelden
  6. ontregelden
v.t.t.
  1. ben ontregeld
  2. bent ontregeld
  3. is ontregeld
  4. zijn ontregeld
  5. zijn ontregeld
  6. zijn ontregeld
v.v.t.
  1. was ontregeld
  2. was ontregeld
  3. was ontregeld
  4. waren ontregeld
  5. waren ontregeld
  6. waren ontregeld
o.t.t.t.
  1. zal ontregelen
  2. zult ontregelen
  3. zal ontregelen
  4. zullen ontregelen
  5. zullen ontregelen
  6. zullen ontregelen
o.v.t.t.
  1. zou ontregelen
  2. zou ontregelen
  3. zou ontregelen
  4. zouden ontregelen
  5. zouden ontregelen
  6. zouden ontregelen
en verder
  1. heb ontregeld
  2. hebt ontregeld
  3. heeft ontregeld
  4. hebben ontregeld
  5. hebben ontregeld
  6. hebben ontregeld
diversen
  1. ontregel!
  2. ontregelt!
  3. ontregeld
  4. ontregelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for ontregelen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
alterar ontregelen; overhoophalen aanroeren; aanstippen; afwisselen; amenderen; door elkaar halen; even aanraken; herzien; in de war maken; modificeren; omwerken; toucheren; veranderen; verstoren; vertoornen; verwisselen; wijzigen
desajustar ontregelen; overhoophalen
desordenar ontregelen; overhoophalen aanroeren; aanstippen; door elkaar halen; dooreengooien; dooreenwerpen; even aanraken; in de war maken; overhoop halen; slordig maken
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
alterar onrechtmatig wijzigen

Wiktionary Translations for ontregelen:

ontregelen
verb
  1. de regelmaat verstoren