Summary
Dutch to Spanish: more detail...
- ontstoken:
- ontsteken:
-
Wiktionary:
- ontsteken → inflamar, encender, infectarse, inflammarse
- ontsteken → inflamarse, encender, incendiarse, inflamar
Dutch
Detailed Translations for ontstoken from Dutch to Spanish
ontstoken:
-
ontstoken
Translation Matrix for ontstoken:
Modifier | Related Translations | Other Translations |
colérico | ontstoken | driftig; erg boos; gemeen; kwaadwillig; met slechte intentie; ontvlamd; slecht; spinnijdig; vals |
encolerizado | ontstoken | driftig; ontvlamd; opgestoven; opgevlogen; opgewaaid |
inflamado | ontstoken | ontvlamd |
irascible | ontstoken | branderig; driftig; heetbloedig; heetgebakerd; heethoofdig; kortaf; korzelig; kregel; onprettig; ontvlamd; prikkelbaar; snauwend; wrevelig |
rabioso | ontstoken | bitter teleurgesteld; boos; driftig; felle; fervent; furieus; gebeten; kwaad; nijdig; onderdrukt; ontvlamd; opgekropt; razend; spinnijdig; toornig; verbeten; verbitterd; verkropt; vertoornd; vurig; woest; ziedend |
violento | ontstoken | agressief; driftig; erg; fel; gewelddadig; heftig; hevig; intens; intensief; krachtig; ontvlamd |
ontsteken:
-
ontsteken (licht aansteken; aanmaken)
prender la luz; ecender las luces; encender-
prender la luz verbe
-
ecender las luces verbe
-
encender verbe
-
-
ontsteken (doen branden; aansteken; vuur maken)
-
ontsteken (vuur vatten; ontvlammen; ontbranden)
Conjugations for ontsteken:
o.t.t.
- ontsteek
- ontsteekt
- ontsteekt
- ontsteken
- ontsteken
- ontsteken
o.v.t.
- ontstak
- ontstak
- ontstak
- ontstaken
- ontstaken
- ontstaken
v.t.t.
- heb ontstoken
- hebt ontstoken
- heeft ontstoken
- hebben ontstoken
- hebben ontstoken
- hebben ontstoken
v.v.t.
- had ontstoken
- had ontstoken
- had ontstoken
- hadden ontstoken
- hadden ontstoken
- hadden ontstoken
o.t.t.t.
- zal ontsteken
- zult ontsteken
- zal ontsteken
- zullen ontsteken
- zullen ontsteken
- zullen ontsteken
o.v.t.t.
- zou ontsteken
- zou ontsteken
- zou ontsteken
- zouden ontsteken
- zouden ontsteken
- zouden ontsteken
en verder
- ben ontstoken
- bent ontstoken
- is ontstoken
- zijn ontstoken
- zijn ontstoken
- zijn ontstoken
diversen
- ontsteek!
- ontsteekt!
- ontstoken
- ontstekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for ontsteken:
Wiktionary Translations for ontsteken:
ontsteken
Cross Translation:
verb
-
in vlammen (doen) opgaan
-
geïnfecteerd raken
- ontsteken → infectarse; inflammarse
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• ontsteken | → inflamarse; encender; incendiarse | ↔ entzünden — (transitiv) in Brand setzen |
• ontsteken | → inflamarse; encender | ↔ entzünden — (reflexiv) Medizin: krankhaft und schmerzhaft röten und anschwellen |
• ontsteken | → inflamar; encender | ↔ enflammer — mettre en flamme. |