Summary
Dutch to Spanish: more detail...
- open:
-
openen:
- abrir; empezar; inaugurar; comenzar; iniciar; destapar; hacer accesible; abrirse; desencerrar; destornillar; desenroscar; desatornillar; extender; ampliar; añadir a; aumentar; crecer; agrandar; hacer ampliaciones; hincharse; construir; dilatarse; trabar conversación; lanzar; abordar; hacer público; descubrir; abrirse paso
-
Wiktionary:
- open → franco, libre, obstáculo, despejado, abierto
- openen → abrir, abrirse
- openen → abrir, abrir con llave, desatrancar, desbloquear
Dutch
Detailed Translations for open from Dutch to Spanish
open:
-
open
-
open (openhartig; oprecht; onomwonden; onbewimpeld; ronduit; onverholen; vrij; vrijelijk; vrijuit)
sincero; abierto; franco; claro; abiertamente; sin trabas; sin ambages; claramente; francamente; sin rodeos; con franqueza; sin reserva-
sincero adj
-
abierto adj
-
franco adj
-
claro adj
-
abiertamente adj
-
sin trabas adj
-
sin ambages adj
-
claramente adj
-
francamente adj
-
sin rodeos adj
-
con franqueza adj
-
sin reserva adj
-
-
open (niet dicht)
-
open (genaakbaar; toegankelijk; benaderbaar)
-
open (rechtschapen; oprecht; eerlijk)
-
open (rechttoe; frank)
Translation Matrix for open:
Related Words for "open":
Synonyms for "open":
Antonyms for "open":
Related Definitions for "open":
Wiktionary Translations for open:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• open | → franco | ↔ frank — bluntly honest |
• open | → libre; obstáculo; despejado | ↔ free — unobstructed |
• open | → abierto | ↔ open — not closed |
• open | → abierto | ↔ open — prepared to conduct business |
• open | → abierto | ↔ open — receptive |
• open | → abierto | ↔ auf — undeklinierbar: umgangssprachlich für „offen“ |
• open | → libre | ↔ libre — Qui a le pouvoir de faire ce qu’il vouloir, d’agir ou de ne pas agir. |
• open | → abierto | ↔ ouvert — Qui n’est pas fermé. |
open form of openen:
-
openen (inleiden)
-
openen (openmaken; opendoen; ontsluiten)
-
openen (opendraaien; ontsluiten)
abrirse; desencerrar; destornillar; desenroscar; desatornillar-
abrirse verbe
-
desencerrar verbe
-
destornillar verbe
-
desenroscar verbe
-
desatornillar verbe
-
-
openen (expanderen; uitbreiden; verruimen; vermeerderen; verwijden; uitbouwen; verbreiden; uitdijen)
-
openen (gesprek aanknopen; ter sprake brengen; aansnijden; starten; entameren; opwerpen; te berde brengen; aankaarten; aanknopen)
-
openen (toegankelijk maken; vrijgeven; openstellen)
abrir; hacer público; descubrir; abrirse; abrirse paso-
abrir verbe
-
hacer público verbe
-
descubrir verbe
-
abrirse verbe
-
abrirse paso verbe
-
Conjugations for openen:
o.t.t.
- open
- opent
- opent
- openen
- openen
- openen
o.v.t.
- opende
- opende
- opende
- openden
- openden
- openden
v.t.t.
- heb geopend
- hebt geopend
- heeft geopend
- hebben geopend
- hebben geopend
- hebben geopend
v.v.t.
- had geopend
- had geopend
- had geopend
- hadden geopend
- hadden geopend
- hadden geopend
o.t.t.t.
- zal openen
- zult openen
- zal openen
- zullen openen
- zullen openen
- zullen openen
o.v.t.t.
- zou openen
- zou openen
- zou openen
- zouden openen
- zouden openen
- zouden openen
en verder
- ben geopend
- bent geopend
- is geopend
- zijn geopend
- zijn geopend
- zijn geopend
diversen
- open!
- opent!
- geopend
- openend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for openen:
Wiktionary Translations for openen:
openen
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• openen | → abrir | ↔ open — to make something accessible |
• openen | → abrir | ↔ open — to make accessible to customers |
• openen | → abrir; abrir con llave; desatrancar; desbloquear | ↔ unlock — to undo or open a lock |
• openen | → abrir | ↔ aufmachen — öffnen |
• openen | → abrir | ↔ öffnen — etwas aufmachen; offen machen |
External Machine Translations: