Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. openbaren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for openbaren from Dutch to Spanish

openbaren:

openbaren verbe (openbaar, openbaart, openbaarde, openbaarden, geopenbaard)

  1. openbaren (zich uiten)
  2. openbaren (publiceren; uitbrengen)

Conjugations for openbaren:

o.t.t.
  1. openbaar
  2. openbaart
  3. openbaart
  4. openbaren
  5. openbaren
  6. openbaren
o.v.t.
  1. openbaarde
  2. openbaarde
  3. openbaarde
  4. openbaarden
  5. openbaarden
  6. openbaarden
v.t.t.
  1. heb geopenbaard
  2. hebt geopenbaard
  3. heeft geopenbaard
  4. hebben geopenbaard
  5. hebben geopenbaard
  6. hebben geopenbaard
v.v.t.
  1. had geopenbaard
  2. had geopenbaard
  3. had geopenbaard
  4. hadden geopenbaard
  5. hadden geopenbaard
  6. hadden geopenbaard
o.t.t.t.
  1. zal openbaren
  2. zult openbaren
  3. zal openbaren
  4. zullen openbaren
  5. zullen openbaren
  6. zullen openbaren
o.v.t.t.
  1. zou openbaren
  2. zou openbaren
  3. zou openbaren
  4. zouden openbaren
  5. zouden openbaren
  6. zouden openbaren
en verder
  1. is geopenbaard
  2. zijn geopenbaard
diversen
  1. openbaar!
  2. openbaart!
  3. geopenbaard
  4. openbarend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for openbaren:

NounRelated TranslationsOther Translations
publicar publiceren; uitgeven
VerbRelated TranslationsOther Translations
manifestarse openbaren; zich uiten betogen; demonstreren; ontpoppen
publicar openbaren; publiceren; uitbrengen adverteren; afkondigen; aflezen; afroepen; annonceren; bekend maken; bekendmaken; deponeren; doen verschijnen; leggen; neerleggen; neerzetten; onderuit halen; openbaar maken; oplezen; per advertentie aankondigen; plaatsen; posten; proclameren; publiceren; stationeren; uitbrengen; uitgeven; zetten

Wiktionary Translations for openbaren:

openbaren
verb
  1. wat voorheen een geheim was algemeen bekend maken

Cross Translation:
FromToVia
openbaren desenvolver; desarrollar développerdégager une chose de ce qui l’envelopper.
openbaren revelar révélerdécouvrir, déclarer, faire savoir une chose qui était inconnue et secrète.