Dutch

Detailed Translations for opfrissen from Dutch to Spanish

opfrissen:

opfrissen verbe (fris op, frist op, friste op, fristen op, opgefrist)

  1. opfrissen (verfrissen; verkwikken; verkoelen; verlevendigen)
  2. opfrissen (verfrissen; verlevendigen; verkwikken)

Conjugations for opfrissen:

o.t.t.
  1. fris op
  2. frist op
  3. frist op
  4. frissen op
  5. frissen op
  6. frissen op
o.v.t.
  1. friste op
  2. friste op
  3. friste op
  4. fristen op
  5. fristen op
  6. fristen op
v.t.t.
  1. heb opgefrist
  2. hebt opgefrist
  3. heeft opgefrist
  4. hebben opgefrist
  5. hebben opgefrist
  6. hebben opgefrist
v.v.t.
  1. had opgefrist
  2. had opgefrist
  3. had opgefrist
  4. hadden opgefrist
  5. hadden opgefrist
  6. hadden opgefrist
o.t.t.t.
  1. zal opfrissen
  2. zult opfrissen
  3. zal opfrissen
  4. zullen opfrissen
  5. zullen opfrissen
  6. zullen opfrissen
o.v.t.t.
  1. zou opfrissen
  2. zou opfrissen
  3. zou opfrissen
  4. zouden opfrissen
  5. zouden opfrissen
  6. zouden opfrissen
en verder
  1. ben opgefrist
  2. bent opgefrist
  3. is opgefrist
  4. zijn opgefrist
  5. zijn opgefrist
  6. zijn opgefrist
diversen
  1. fris op!
  2. frist op!
  3. opgefrist
  4. opfrissend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for opfrissen:

NounRelated TranslationsOther Translations
amenizar opluisteren; tooien; versieren
enfriar afkoelen; verkoelen
refrigerar afkoelen; bekoelen; verkoelen
VerbRelated TranslationsOther Translations
amenizar opfrissen; verfrissen; verkoelen; verkwikken; verlevendigen aangenaam maken; veraangenamen
arreglarse un poco opfrissen; verfrissen; verkoelen; verkwikken; verlevendigen zich opfrissen; zich opknappen; zich verfrissen
darse un refrescón opfrissen; verfrissen; verkoelen; verkwikken; verlevendigen verfrissen; verkwikken; zich opfrissen; zich opknappen; zich verfrissen
enfriar opfrissen; verfrissen; verkoelen; verkwikken; verlevendigen
enfriarse opfrissen; verfrissen; verkoelen; verkwikken; verlevendigen afkoelen; bekoelen; koel worden; koud worden
refrescar opfrissen; verfrissen; verkoelen; verkwikken; verlevendigen afkoelen; fleurig maken; hernieuwen; koel worden; lessen; opfleuren; opnieuw doen; overdoen; restaureren; stillen; verfrissen; verkwikken; verversen; zich opfrissen; zich opknappen; zich verfrissen
refrigerar opfrissen; verfrissen; verkoelen; verkwikken; verlevendigen afkoelen; koel worden; koelen; verkillen; verkoelen
sanar opfrissen; verfrissen; verkoelen; verkwikken; verlevendigen cureren; genezen; gezond maken; opknappen; renoveren; restaureren

External Machine Translations:

Related Translations for opfrissen