Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. opmonterend:
  2. opmonteren:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for opmonterend from Dutch to Spanish

opmonterend:

opmonterend adj

  1. opmonterend

Translation Matrix for opmonterend:

NounRelated TranslationsOther Translations
animador acteur; actrice; artiest; speler; toneelspeler; tonelist; uitvoerder; vertoner
ModifierRelated TranslationsOther Translations
animador opmonterend

opmonteren:

opmonteren verbe (monter op, montert op, monterde op, monterden op, opgemonterd)

  1. opmonteren (blij maken; opfleuren; vrolijker worden; verkwikken)
    alegrar; animar

Conjugations for opmonteren:

o.t.t.
  1. monter op
  2. montert op
  3. montert op
  4. monteren op
  5. monteren op
  6. monteren op
o.v.t.
  1. monterde op
  2. monterde op
  3. monterde op
  4. monterden op
  5. monterden op
  6. monterden op
v.t.t.
  1. ben opgemonterd
  2. bent opgemonterd
  3. is opgemonterd
  4. zijn opgemonterd
  5. zijn opgemonterd
  6. zijn opgemonterd
v.v.t.
  1. was opgemonterd
  2. was opgemonterd
  3. was opgemonterd
  4. waren opgemonterd
  5. waren opgemonterd
  6. waren opgemonterd
o.t.t.t.
  1. zal opmonteren
  2. zult opmonteren
  3. zal opmonteren
  4. zullen opmonteren
  5. zullen opmonteren
  6. zullen opmonteren
o.v.t.t.
  1. zou opmonteren
  2. zou opmonteren
  3. zou opmonteren
  4. zouden opmonteren
  5. zouden opmonteren
  6. zouden opmonteren
diversen
  1. monter op!
  2. montert op!
  3. opgemonterd
  4. opmonterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for opmonteren:

NounRelated TranslationsOther Translations
animar aanmoedigen; aansporen; aanvuren; aanzetten; prikkel; stimuleren; toejuichen
VerbRelated TranslationsOther Translations
alegrar blij maken; opfleuren; opmonteren; verkwikken; vrolijker worden blij maken; blijmaken; in verrukking brengen; opvrolijken; plezieren; verblijden; verheugd; verheugen; verrukken
animar blij maken; opfleuren; opmonteren; verkwikken; vrolijker worden aanblazen; aandrijven; aanjagen; aanleiding geven tot; aanmoedigen; aansporen; aanstoken; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; activeren; animeren; bemoedigen; bezielen; doen opvlammen; een inspirerende werking hebben; fleurig maken; iemand motiveren; iemand opstoken; inspireren; instigeren; motiveren; opbeuren; opfleuren; opfokken; ophitsen; opjutten; opkalefateren; opknappen; opkrikken; oplappen; opleven; oppeppen; opruien; opstoken; opvijzelen; opvrolijken; opwekken; opzetten; poken; porren; prikkelen; provoceren; reanimeren; stimuleren; toejuichen; toemoedigen; tot leven wekken; uitdagen; uitlokken; verlevendigen

Wiktionary Translations for opmonteren:

opmonteren
verb
  1. opvrolijken, animeren