Dutch
Detailed Translations for overeindzetten from Dutch to Spanish
overeindzetten:
Conjugations for overeindzetten:
o.t.t.
- zet overeind
- zet overeind
- zet overeind
- zetten overeind
- zetten overeind
- zetten overeind
o.v.t.
- zette overeind
- zette overeind
- zette overeind
- zetten overeind
- zetten overeind
- zetten overeind
v.t.t.
- heb overeind gezet
- hebt overeind gezet
- heeft overeind gezet
- hebben overeind gezet
- hebben overeind gezet
- hebben overeind gezet
v.v.t.
- had overeind gezet
- had overeind gezet
- had overeind gezet
- hadden overeind gezet
- hadden overeind gezet
- hadden overeind gezet
o.t.t.t.
- zal overeindzetten
- zult overeindzetten
- zal overeindzetten
- zullen overeindzetten
- zullen overeindzetten
- zullen overeindzetten
o.v.t.t.
- zou overeindzetten
- zou overeindzetten
- zou overeindzetten
- zouden overeindzetten
- zouden overeindzetten
- zouden overeindzetten
diversen
- zet overeind!
- zet overeind!
- overeind gezet
- overeind zettend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for overeindzetten:
Noun | Related Translations | Other Translations |
incorporar | bijvoegen; toevoegen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
erguir | oprichten; optrekken; overeindzetten | bouwen; construeren |
erigir | oprichten; optrekken; overeindzetten | arrangeren; bouwen; construeren; iets op touw zetten; omhooggooien; opgooien; opwerpen; regelen |
establecer | oprichten; optrekken; overeindzetten | aanstellen; arrangeren; benoemen; bepalen; bouwen; construeren; determineren; iets op touw zetten; initiëren; inrichten; installeren; instellen; invoeren; koloniseren; op gang brengen; oprichten; plaats toekennen; plaatsen; regelen; settelen; stichten; vaststellen; vestigen |
incorporar | oprichten; optrekken; overeindzetten | absorberen; annexeren; incorporeren; inlijven; opnemen; opnemen in groter geheel; opslorpen; opslurpen; overnemen |