Dutch
Detailed Translations for pachten from Dutch to Spanish
pachten:
-
pachten
arrendar; dar en arriendo; contratar; tomar en arriendo; tomar en arrendamiento-
arrendar verbe
-
dar en arriendo verbe
-
contratar verbe
-
tomar en arriendo verbe
-
tomar en arrendamiento verbe
-
Conjugations for pachten:
o.t.t.
- pacht
- pacht
- pacht
- pachten
- pachten
- pachten
o.v.t.
- pachtte
- pachtte
- pachtte
- pachtten
- pachtten
- pachtten
v.t.t.
- heb gepacht
- hebt gepacht
- heeft gepacht
- hebben gepacht
- hebben gepacht
- hebben gepacht
v.v.t.
- had gepacht
- had gepacht
- had gepacht
- hadden gepacht
- hadden gepacht
- hadden gepacht
o.t.t.t.
- zal pachten
- zult pachten
- zal pachten
- zullen pachten
- zullen pachten
- zullen pachten
o.v.t.t.
- zou pachten
- zou pachten
- zou pachten
- zouden pachten
- zouden pachten
- zouden pachten
diversen
- pacht!
- pacht!
- gepacht
- pachtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for pachten:
Verb | Related Translations | Other Translations |
arrendar | pachten | charteren; huren; verhuren |
contratar | pachten | aanwerven; benoemen; charteren; contracteren; huren; in functie aanstellen; rekruteren; vastleggen; werven |
dar en arriendo | pachten | charteren; huren; verpachten |
tomar en arrendamiento | pachten | charteren; huren |
tomar en arriendo | pachten | charteren; huren |
Related Words for "pachten":
pacht:
-
de pacht
Translation Matrix for pacht:
Noun | Related Translations | Other Translations |
arrendamiento | pacht | huishuur; huur; huurprijs; huursom; verhuring; verhuur; verpachting |
arriendo | pacht | grondpacht; huishuur; huur; huurprijs; huursom |