Dutch
Detailed Translations for pacificeren from Dutch to Spanish
pacificeren:
-
pacificeren
desarmar; pacificar; desarmarse; desmilitarizar; renunciar a las armas-
desarmar verbe
-
pacificar verbe
-
desarmarse verbe
-
desmilitarizar verbe
-
renunciar a las armas verbe
-
Conjugations for pacificeren:
o.t.t.
- pacificeer
- pacificeert
- pacificeert
- pacificeren
- pacificeren
- pacificeren
o.v.t.
- pacificeerde
- pacificeerde
- pacificeerde
- pacificeerden
- pacificeerden
- pacificeerden
v.t.t.
- heb gepacificeerd
- hebt gepacificeerd
- heeft gepacificeerd
- hebben gepacificeerd
- hebben gepacificeerd
- hebben gepacificeerd
v.v.t.
- had gepacificeerd
- had gepacificeerd
- had gepacificeerd
- hadden gepacificeerd
- hadden gepacificeerd
- hadden gepacificeerd
o.t.t.t.
- zal pacificeren
- zult pacificeren
- zal pacificeren
- zullen pacificeren
- zullen pacificeren
- zullen pacificeren
o.v.t.t.
- zou pacificeren
- zou pacificeren
- zou pacificeren
- zouden pacificeren
- zouden pacificeren
- zouden pacificeren
en verder
- ben gepacificeerd
- bent gepacificeerd
- is gepacificeerd
- zijn gepacificeerd
- zijn gepacificeerd
- zijn gepacificeerd
diversen
- pacificeer!
- pacificeert!
- gepacificeerd
- pacificerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze