Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. ratel:
  2. ratelen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for ratel from Dutch to Spanish

ratel:

ratel [de ~ (m)] nom

  1. de ratel
    el matraqueo; la carraca; la matraquista

Translation Matrix for ratel:

NounRelated TranslationsOther Translations
carraca ratel rammelbak
matraqueo ratel
matraquista ratel applaudisseur; klapper

Related Words for "ratel":

  • ratelen, ratels, rateltje, rateltjes

Wiktionary Translations for ratel:


Cross Translation:
FromToVia
ratel matraca bartelle — Crécelle à moulinet
ratel carraca crécelle — Jouet de bébé (1)

ratelen:

ratelen verbe (ratel, ratelt, ratelde, ratelden, gerateld)

  1. ratelen (kwebbelen; kletsen; babbelen)

Conjugations for ratelen:

o.t.t.
  1. ratel
  2. ratelt
  3. ratelt
  4. ratelen
  5. ratelen
  6. ratelen
o.v.t.
  1. ratelde
  2. ratelde
  3. ratelde
  4. ratelden
  5. ratelden
  6. ratelden
v.t.t.
  1. heb gerateld
  2. hebt gerateld
  3. heeft gerateld
  4. hebben gerateld
  5. hebben gerateld
  6. hebben gerateld
v.v.t.
  1. had gerateld
  2. had gerateld
  3. had gerateld
  4. hadden gerateld
  5. hadden gerateld
  6. hadden gerateld
o.t.t.t.
  1. zal ratelen
  2. zult ratelen
  3. zal ratelen
  4. zullen ratelen
  5. zullen ratelen
  6. zullen ratelen
o.v.t.t.
  1. zou ratelen
  2. zou ratelen
  3. zou ratelen
  4. zouden ratelen
  5. zouden ratelen
  6. zouden ratelen
en verder
  1. is gerateld
  2. zijn gerateld
diversen
  1. ratel!
  2. ratelt!
  3. gerateld
  4. ratelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for ratelen:

NounRelated TranslationsOther Translations
cotorrear leuten
VerbRelated TranslationsOther Translations
cacarear babbelen; kletsen; kwebbelen; ratelen kraaien
cascar babbelen; kletsen; kwebbelen; ratelen afkraken; afranselen; declineren; een krakend geluid maken; huizen kraken; iemand toetakelen; ijlen; kakelen; katten; kletsen; knakken; kraken; krassen; kritiseren; kwaken; kwetteren; onzin uitkramen; onzin verkopen; raaskallen; snateren; verbuigen; vervoegen; wartaal spreken; zich krabben
charlar babbelen; kletsen; kwebbelen; ratelen bomen; chatten; communiceren; converseren; een boom opzetten; een conversatie hebben; etteren; griepen; ijlen; in contact staan; keuvelen; kletsen; kletspraat verkopen; klieren; kouten; kwekken; leuteren; lullen; onzin uitkramen; onzin verkopen; praten; raaskallen; spreken; wartaal spreken; zeiken; zeveren; zwammen; zwetsen
cloquear babbelen; kletsen; kwebbelen; ratelen de tijd opnemen; klokgeluidjes maken; klokken; timen
cotorrear babbelen; kletsen; kwebbelen; ratelen belasteren; etteren; griepen; ijlen; kakelen; keuvelen; kletsen; kletspraat verkopen; klieren; kwaadspreken; kwaken; kwetteren; lasteren; leuteren; lullen; onzin uitkramen; onzin verkopen; raaskallen; roddelen; ruisen; snateren; wartaal spreken; zacht ruisen; zeiken; zeveren; zwammen; zwetsen
parlanchinear babbelen; kletsen; kwebbelen; ratelen babbelen; kakelen; keuvelen; klappen; kletsen; kletspraat verkopen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; lullen; praten; snateren; spreken; wauwelen; zeveren; zwammen; zwetsen
parlar babbelen; kletsen; kwebbelen; ratelen babbelen; bewust maken; informeren; kakelen; kennisgeven van; klappen; kletsen; kouten; kwebbelen; kwekken; kwetteren; praten; snateren; spreken; uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; vertolken; verwoorden; wauwelen; zeggen; zwammen
parlotear babbelen; kletsen; kwebbelen; ratelen babbelen; etteren; griepen; ijlen; kakelen; keuvelen; klappen; kletsen; kletspraat verkopen; klieren; kwebbelen; kwekken; kwetteren; leuteren; lullen; onzin uitkramen; onzin verkopen; praten; raaskallen; snateren; spreken; wartaal spreken; wauwelen; zeiken; zeveren; zwammen; zwetsen

Related Words for "ratelen":