Dutch
Detailed Translations for rent from Dutch to Spanish
rennen:
-
rennen (hardlopen)
correr; aumentar la velocidad al llegar cerca de la meta; ir corriendo; galopear; apresurarse; sprintar; trotar; dar prisa; acelerar; meter prisa; correr velozmente; darse prisa; ir al trote; ir al galope-
correr verbe
-
ir corriendo verbe
-
galopear verbe
-
apresurarse verbe
-
sprintar verbe
-
trotar verbe
-
dar prisa verbe
-
acelerar verbe
-
meter prisa verbe
-
correr velozmente verbe
-
darse prisa verbe
-
ir al trote verbe
-
ir al galope verbe
-
-
rennen (racen; hollen)
Conjugations for rennen:
o.t.t.
- ren
- rent
- rent
- rennen
- rennen
- rennen
o.v.t.
- rende
- rende
- rende
- renden
- renden
- renden
v.t.t.
- ben gerend
- bent gerend
- is gerend
- zijn gerend
- zijn gerend
- zijn gerend
v.v.t.
- was gerend
- was gerend
- was gerend
- waren gerend
- waren gerend
- waren gerend
o.t.t.t.
- zal rennen
- zult rennen
- zal rennen
- zullen rennen
- zullen rennen
- zullen rennen
o.v.t.t.
- zou rennen
- zou rennen
- zou rennen
- zouden rennen
- zouden rennen
- zouden rennen
diversen
- ren!
- rent!
- gerend
- rennend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het rennen (hardlopen; hollen; zich snel voortbewegen; snellen)
-
het rennen (geren)
Translation Matrix for rennen:
Related Words for "rennen":
Synonyms for "rennen":
Related Definitions for "rennen":
Wiktionary Translations for rennen:
rennen
Cross Translation:
noun
-
[A] 1. zeer snel lopen
- rennen → correr
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• rennen | → correr | ↔ laufen — von Lebewesen allgemein: sich schnell auf den Beinen (selten: anderen Gliedmaßen) fortbewegen |
• rennen | → correr | ↔ rennen — (intransitiv) sich schnell zu Fuß fortbewegen, schnell laufen |
• rennen | → correr | ↔ run — to move quickly on two feet |
• rennen | → correr | ↔ courir — Se déplacer rapidement, avec impétuosité, par un mouvement alternatif des jambes ou des pattes, n'ayant pendant un court instant aucun appui au sol. |