Dutch
Detailed Translations for reproduceren from Dutch to Spanish
reproduceren:
-
reproduceren (fotokopiëren)
-
reproduceren (verdubbelen; vermenigvuldigen)
Conjugations for reproduceren:
o.t.t.
- reproduceer
- reproduceert
- reproduceert
- reproduceren
- reproduceren
- reproduceren
o.v.t.
- reproduceerde
- reproduceerde
- reproduceerde
- reproduceerden
- reproduceerden
- reproduceerden
v.t.t.
- heb gereproduceerd
- hebt gereproduceerd
- heeft gereproduceerd
- hebben gereproduceerd
- hebben gereproduceerd
- hebben gereproduceerd
v.v.t.
- had gereproduceerd
- had gereproduceerd
- had gereproduceerd
- hadden gereproduceerd
- hadden gereproduceerd
- hadden gereproduceerd
o.t.t.t.
- zal reproduceren
- zult reproduceren
- zal reproduceren
- zullen reproduceren
- zullen reproduceren
- zullen reproduceren
o.v.t.t.
- zou reproduceren
- zou reproduceren
- zou reproduceren
- zouden reproduceren
- zouden reproduceren
- zouden reproduceren
en verder
- is gereproduceerd
- zijn gereproduceerd
diversen
- reproduceer!
- reproduceert!
- gereproduceerd
- reproducerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for reproduceren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
fotocopiar | kopiëren | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
doblarse | reproduceren; verdubbelen; vermenigvuldigen | buigen; doorbuigen; doorzakken; krom buigen; krommen; ombuigen; omknikken; verbuigen; welven |
duplicarse | reproduceren; verdubbelen; vermenigvuldigen | |
fotocopiar | fotokopiëren; reproduceren | fotokopiëren; kopie maken; kopieën maken; kopiëren |
reproducir | fotokopiëren; reproduceren | afspelen; beschrijven; overzetten; translateren; vermenigvuldigen; vertalen; vertolken; verveelvoudigen; weergeven |