Dutch
Detailed Translations for saus from Dutch to Spanish
saus:
Translation Matrix for saus:
Noun | Related Translations | Other Translations |
salsa | jus; saus | dipsaus |
Related Words for "saus":
Wiktionary Translations for saus:
saus
Cross Translation:
noun
-
een vloeibare substantie die meestal over een gerecht wordt gedaan of ernaast wordt gegeten voor extra smaak
- saus → salsa
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• saus | → salsa | ↔ gravy — sauce |
• saus | → salsa | ↔ sauce — liquid condiment |
• saus | → salsa | ↔ sauce — cuis|nocat=1 assaisonnement liquide, souvent émulsionner, comprenant du sel, des épices ou des aromates. |
saus form of sausen:
-
sausen (witten; kalken)
blanquear; garabatear; encalar; enjalbegar-
blanquear verbe
-
garabatear verbe
-
encalar verbe
-
enjalbegar verbe
-
Conjugations for sausen:
o.t.t.
- saus
- saust
- saust
- sausen
- sausen
- sausen
o.v.t.
- sauste
- sauste
- sauste
- sausten
- sausten
- sausten
v.t.t.
- heb gesaust
- hebt gesaust
- heeft gesaust
- hebben gesaust
- hebben gesaust
- hebben gesaust
v.v.t.
- had gesaust
- had gesaust
- had gesaust
- hadden gesaust
- hadden gesaust
- hadden gesaust
o.t.t.t.
- zal sausen
- zult sausen
- zal sausen
- zullen sausen
- zullen sausen
- zullen sausen
o.v.t.t.
- zou sausen
- zou sausen
- zou sausen
- zouden sausen
- zouden sausen
- zouden sausen
en verder
- ben gesaust
- bent gesaust
- is gesaust
- zijn gesaust
- zijn gesaust
- zijn gesaust
diversen
- saus!
- saust!
- gesaust
- sausend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for sausen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
blanquear | kalken; sausen; witten | bleek worden; bleken; legaliseren; logen; opbleken; verbleken; wit worden; witwassen |
encalar | kalken; sausen; witten | |
enjalbegar | kalken; sausen; witten | |
garabatear | kalken; sausen; witten | kalken; kladden; krabbelen |