Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. schoonborstelen:


Dutch

Detailed Translations for schoonborstelen from Dutch to Spanish

schoonborstelen:

schoonborstelen verbe (borstel schoon, borstelt schoon, borstelde schoon, borstelden schoon, schoongeborsteld)

  1. schoonborstelen (schoonvegen)

Conjugations for schoonborstelen:

o.t.t.
  1. borstel schoon
  2. borstelt schoon
  3. borstelt schoon
  4. borstelen schoon
  5. borstelen schoon
  6. borstelen schoon
o.v.t.
  1. borstelde schoon
  2. borstelde schoon
  3. borstelde schoon
  4. borstelden schoon
  5. borstelden schoon
  6. borstelden schoon
v.t.t.
  1. heb schoongeborsteld
  2. hebt schoongeborsteld
  3. heeft schoongeborsteld
  4. hebben schoongeborsteld
  5. hebben schoongeborsteld
  6. hebben schoongeborsteld
v.v.t.
  1. had schoongeborsteld
  2. had schoongeborsteld
  3. had schoongeborsteld
  4. hadden schoongeborsteld
  5. hadden schoongeborsteld
  6. hadden schoongeborsteld
o.t.t.t.
  1. zal schoonborstelen
  2. zult schoonborstelen
  3. zal schoonborstelen
  4. zullen schoonborstelen
  5. zullen schoonborstelen
  6. zullen schoonborstelen
o.v.t.t.
  1. zou schoonborstelen
  2. zou schoonborstelen
  3. zou schoonborstelen
  4. zouden schoonborstelen
  5. zouden schoonborstelen
  6. zouden schoonborstelen
en verder
  1. ben schoongeborsteld
  2. bent schoongeborsteld
  3. is schoongeborsteld
  4. zijn schoongeborsteld
  5. zijn schoongeborsteld
  6. zijn schoongeborsteld
diversen
  1. borstel schoon!
  2. borstelt schoon!
  3. schoongeborsteld
  4. schoonborstelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for schoonborstelen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
barrer schoonborstelen; schoonvegen afvegen; begeleiden; bezemen; leiden; meevoeren; opvegen; uitgommen; uitvegen; uitvlakken; uitwissen; vegen; vlakken; voeren; wegpinken; wegvegen; wissen
limpiar con cepillo schoonborstelen; schoonvegen