Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. te kort doen:


Dutch

Detailed Translations for te kort doen from Dutch to Spanish

te kort doen:

te kort doen verbe (doe te kort, doet te kort, deed te kort, deden te kort, te kort gedaan)

  1. te kort doen (beroven van; ontnemen; depriveren)
    llevarse; privar de; quitar; robar; privar; llevar; remover

Conjugations for te kort doen:

o.t.t.
  1. doe te kort
  2. doet te kort
  3. doet te kort
  4. doen te kort
  5. doen te kort
  6. doen te kort
o.v.t.
  1. deed te kort
  2. deed te kort
  3. deed te kort
  4. deden te kort
  5. deden te kort
  6. deden te kort
v.t.t.
  1. heb te kort gedaan
  2. hebt te kort gedaan
  3. heeft te kort gedaan
  4. hebben te kort gedaan
  5. hebben te kort gedaan
  6. hebben te kort gedaan
v.v.t.
  1. had te kort gedaan
  2. had te kort gedaan
  3. had te kort gedaan
  4. hadden te kort gedaan
  5. hadden te kort gedaan
  6. hadden te kort gedaan
o.t.t.t.
  1. zal te kort doen
  2. zult te kort doen
  3. zal te kort doen
  4. zullen te kort doen
  5. zullen te kort doen
  6. zullen te kort doen
o.v.t.t.
  1. zou te kort doen
  2. zou te kort doen
  3. zou te kort doen
  4. zouden te kort doen
  5. zouden te kort doen
  6. zouden te kort doen
en verder
  1. ben te kort gedaan
  2. bent te kort gedaan
  3. is te kort gedaan
  4. zijn te kort gedaan
  5. zijn te kort gedaan
  6. zijn te kort gedaan
diversen
  1. doe te kort!
  2. doet te kort!
  3. te kort gedaan
  4. te kort doend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for te kort doen:

NounRelated TranslationsOther Translations
llevar wegdragen
llevarse wegleiden
privar de ontnemen
quitar afzetten; amputatie; amputeren; ontnemen; verwijderen; wegnemen
robar stelen
VerbRelated TranslationsOther Translations
llevar beroven van; depriveren; ontnemen; te kort doen aan hebben; aanleveren; aanvoeren; afgeven; afleveren; bestellen; bevel voeren over; bezorgen; brengen; commanderen; dragen; gebukt gaan onder; leiden; leidinggeven; leveren; overhandigen; terugbezorgen; thuisbezorgen; toeleveren; torsen
llevarse beroven van; depriveren; ontnemen; te kort doen achteruitgaan; afnemen; afvoeren; declineren; meedragen; minder worden; wegdragen; wegsjouwen; wegslepen; wegvoeren
privar beroven van; depriveren; ontnemen; te kort doen beroven; ontzetten; roven; uit de macht ontzetten
privar de beroven van; depriveren; ontnemen; te kort doen beroven; ontstelen; roven
quitar beroven van; depriveren; ontnemen; te kort doen afhelpen; afnemen; afvegen; afwissen; afzonderen; beroven; bevrijden van; ecarteren; erafhalen; leegplunderen; lichten; loshalen; naar buiten halen; ontstelen; plunderen; reinigen; roven; ruimen; schoonmaken; schoonpoetsen; uithalen; uitnemen; uitplunderen; verplaatsen; vervreemden; verwijderen; wegbrengen; wegdoen; weghalen; wegnemen; wegsnijden; wegwerken; zuiveren
remover beroven van; depriveren; ontnemen; te kort doen achteruitgaan; afnemen; beroeren; bewegen; declineren; door elkaar schudden; husselen; hutselen; in beweging brengen; minder worden; omwoelen; rondroeren; verhuizen; verkassen
robar beroven van; depriveren; ontnemen; te kort doen achterhouden; achteroverdrukken; achteruitgaan; afbedelen; afnemen; afpakken; aftroggelen; benemen; beroven; bestelen; bietsen; declineren; gappen; grissen; inpikken; jatten; kapen; ladelichten; leegplunderen; leegstelen; minder worden; ontfutselen; ontnemen; ontstelen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; uitplunderen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegfutselen; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken

External Machine Translations:

Related Translations for te kort doen