Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. terugkaatsen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for terugkaatsen from Dutch to Spanish

terugkaatsen:

terugkaatsen verbe (kaats terug, kaatst terug, kaatste terug, kaatsten terug, teruggekaatst)

  1. terugkaatsen (weerspiegelen; reflecteren)
  2. terugkaatsen (reflecteren; stuiten; weerkaatsen; echoën; terugstoten)

Conjugations for terugkaatsen:

o.t.t.
  1. kaats terug
  2. kaatst terug
  3. kaatst terug
  4. kaatsen terug
  5. kaatsen terug
  6. kaatsen terug
o.v.t.
  1. kaatste terug
  2. kaatste terug
  3. kaatste terug
  4. kaatsten terug
  5. kaatsten terug
  6. kaatsten terug
v.t.t.
  1. heb teruggekaatst
  2. hebt teruggekaatst
  3. heeft teruggekaatst
  4. hebben teruggekaatst
  5. hebben teruggekaatst
  6. hebben teruggekaatst
v.v.t.
  1. had teruggekaatst
  2. had teruggekaatst
  3. had teruggekaatst
  4. hadden teruggekaatst
  5. hadden teruggekaatst
  6. hadden teruggekaatst
o.t.t.t.
  1. zal terugkaatsen
  2. zult terugkaatsen
  3. zal terugkaatsen
  4. zullen terugkaatsen
  5. zullen terugkaatsen
  6. zullen terugkaatsen
o.v.t.t.
  1. zou terugkaatsen
  2. zou terugkaatsen
  3. zou terugkaatsen
  4. zouden terugkaatsen
  5. zouden terugkaatsen
  6. zouden terugkaatsen
en verder
  1. ben teruggekaatst
  2. bent teruggekaatst
  3. is teruggekaatst
  4. zijn teruggekaatst
  5. zijn teruggekaatst
  6. zijn teruggekaatst
diversen
  1. kaats terug!
  2. kaatst terug!
  3. teruggekaatst
  4. terugkaatsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

terugkaatsen [znw.] nom

  1. terugkaatsen (ricocheren; afketsen; afstuiten)
    el rebotar

Translation Matrix for terugkaatsen:

NounRelated TranslationsOther Translations
rebotar afketsen; afstuiten; ricocheren; terugkaatsen
reflejar weerschijnen; weerspiegelen
VerbRelated TranslationsOther Translations
rebotar afketsen; afspatten; afspringen; afstoten; afstuiten; afvliegen; afwijzen; butsen; eraf duwen; kaatsen; ketsen; ricocheren; terugspringen; terugstuiten; weigeren
reflectar reflecteren; terugkaatsen; weerspiegelen afwegen; beschouwen; overdenken; overwegen
reflejar echoën; reflecteren; stuiten; terugkaatsen; terugstoten; weerkaatsen; weerspiegelen afspiegelen; afwegen; belichten; beschouwen; beschrijven; echoën; galmen; met licht beschijnen; overdenken; overwegen; overzetten; reflecteren; resoneren; schallen; translateren; vertalen; vertolken; weergalmen; weergeven; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen; weerschijnen
reflejarse reflecteren; terugkaatsen; weerspiegelen afspiegelen; afzien van rechtsvervolging; seponeren
repercutir echoën; reflecteren; stuiten; terugkaatsen; terugstoten; weerkaatsen de trom roeren; echoën; galmen; herhalen; nabouwen; naklinken; napraten; nawerken; nawerken van geneesmiddelen; nazeggen; resoneren; roffelen; schallen; terugwerken; terugwerkende kracht hebben; trommelen; weergalmen; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen

Wiktionary Translations for terugkaatsen:

terugkaatsen
verb
  1. een min of meer elastische botsing ondergaan

Cross Translation:
FromToVia
terugkaatsen reflejar refléterrenvoyer l’image, la lumière ou la couleur.
terugkaatsen aplazar; despedir; destituir; devolver; reflejar renvoyerenvoyer de nouveau.
terugkaatsen reflejar; reflexionar; meditar réfléchir — À trier

Related Translations for terugkaatsen