Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. terugschrijven:


Dutch

Detailed Translations for terugschrijven from Dutch to Spanish

terugschrijven:

terugschrijven verbe (schrijf terug, schrijft terug, schreef terug, schreven terug, teruggeschreven)

  1. terugschrijven
  2. terugschrijven

Conjugations for terugschrijven:

o.t.t.
  1. schrijf terug
  2. schrijft terug
  3. schrijft terug
  4. schrijven terug
  5. schrijven terug
  6. schrijven terug
o.v.t.
  1. schreef terug
  2. schreef terug
  3. schreef terug
  4. schreven terug
  5. schreven terug
  6. schreven terug
v.t.t.
  1. heb teruggeschreven
  2. hebt teruggeschreven
  3. heeft teruggeschreven
  4. hebben teruggeschreven
  5. hebben teruggeschreven
  6. hebben teruggeschreven
v.v.t.
  1. had teruggeschreven
  2. had teruggeschreven
  3. had teruggeschreven
  4. hadden teruggeschreven
  5. hadden teruggeschreven
  6. hadden teruggeschreven
o.t.t.t.
  1. zal terugschrijven
  2. zult terugschrijven
  3. zal terugschrijven
  4. zullen terugschrijven
  5. zullen terugschrijven
  6. zullen terugschrijven
o.v.t.t.
  1. zou terugschrijven
  2. zou terugschrijven
  3. zou terugschrijven
  4. zouden terugschrijven
  5. zouden terugschrijven
  6. zouden terugschrijven
en verder
  1. ben teruggeschreven
  2. bent teruggeschreven
  3. is teruggeschreven
  4. zijn teruggeschreven
  5. zijn teruggeschreven
  6. zijn teruggeschreven
diversen
  1. schrijf terug!
  2. schrijft terug!
  3. teruggeschreven
  4. terugschrijvend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for terugschrijven:

VerbRelated TranslationsOther Translations
reescribir terugschrijven bewerken; herschrijven
responder por escrito terugschrijven