Dutch
Detailed Translations for toedragen from Dutch to Spanish
toedragen:
-
toedragen (toevoeren)
Conjugations for toedragen:
o.t.t.
- draag toe
- draagt toe
- draagt toe
- dragen toe
- dragen toe
- dragen toe
o.v.t.
- droeg toe
- droeg toe
- droeg toe
- droegen toe
- droegen toe
- droegen toe
v.t.t.
- heb toegedragen
- hebt toegedragen
- heeft toegedragen
- hebben toegedragen
- hebben toegedragen
- hebben toegedragen
v.v.t.
- had toegedragen
- had toegedragen
- had toegedragen
- hadden toegedragen
- hadden toegedragen
- hadden toegedragen
o.t.t.t.
- zal toedragen
- zult toedragen
- zal toedragen
- zullen toedragen
- zullen toedragen
- zullen toedragen
o.v.t.t.
- zou toedragen
- zou toedragen
- zou toedragen
- zouden toedragen
- zouden toedragen
- zouden toedragen
en verder
- ben toegedragen
- bent toegedragen
- is toegedragen
- zijn toegedragen
- zijn toegedragen
- zijn toegedragen
diversen
- draag toe!
- draagt toe!
- toegedragen
- toedragend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for toedragen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
traer | langs brengen; meebrengen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
traer | toedragen; toevoeren | aanleveren; aanslepen; afgeven; afhalen; afleveren; afnemen; bestellen; bezorgen; brengen; langs brengen; leveren; meebrengen; meenemen; ophalen; overhandigen; terugbezorgen; thuisbezorgen; toeleveren; weghalen; wegnemen |
transportar | toedragen; toevoeren | brengen; iets transporteren; langs brengen; meebrengen; mobiliseren; transporteren; vervoeren; wegleiden; wegvoeren |